ECLI:NL:RBZWB:2024:4322
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een supermarkt en de aanslag onroerendezaakbelasting
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 juni 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, een supermarkt, vastgesteld op € 4.333.000 per 1 januari 2022. Belanghebbende, eigenaar van het object, had bezwaar gemaakt tegen deze waardebepaling en stelde dat de waarde te hoog was vastgesteld, met een bepleite waarde van € 3.333.000. De rechtbank heeft het beroep op 15 mei 2024 behandeld, waarbij belanghebbende werd vertegenwoordigd door een gemachtigde en de heffingsambtenaar door mr. M. Kintou en een taxateur.
De rechtbank concludeert dat de waarde van het object niet te hoog is vastgesteld. De rechtbank legt uit dat de waarde van een onroerende zaak wordt bepaald op basis van de prijs die een koper bereid zou zijn te betalen, en dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde correct is vastgesteld. De rechtbank wijst erop dat de heffingsambtenaar de waarde heeft bepaald aan de hand van vergelijkingsmethoden en dat de aankoopprijs van € 4.850.000, betaald op 3 november 2022, een marktconforme prijs is. Belanghebbende heeft niet kunnen aantonen dat deze prijs niet de waarde in het economische verkeer weergeeft.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de WOZ-waarde en de aanslag onroerendezaakbelasting gehandhaafd blijven. Belanghebbende krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.