Uitspraak
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
5.De strafbaarheid
6.De strafoplegging
7.De beslissing
geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 juni 2024, is een minderjarige verdachte aangeklaagd voor openlijke geweldpleging. De feiten dateren van 2 augustus 2021, toen de verdachte samen met anderen geweld heeft gepleegd tegen twee slachtoffers. De zaak is inhoudelijk behandeld op 10 juni 2024, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De verdediging stelde dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard vanwege een forse overschrijding van de redelijke termijn, die op 12 augustus 2021 begon en inmiddels meer dan 34 maanden bedraagt. De rechtbank oordeelde dat, hoewel er sprake was van een overschrijding, dit niet leidde tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie, aangezien de zaak eenvoudig was en de herinneringen aan de feiten nog vers waren.
De rechtbank achtte het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen, gebaseerd op de aangiften en de verklaring van de verdachte. De verdachte had een beperkte rol in het geweld, en de rechtbank hield rekening met zijn jonge leeftijd en het feit dat hij een first offender was. De officier van justitie had een leerstraf gevorderd, maar de verdediging pleitte voor een schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel. Uiteindelijk besloot de rechtbank geen straf of maatregel op te leggen, gezien de omstandigheden van de zaak en de ontwikkeling van de verdachte na het delict. De rechtbank verklaarde de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging, achtte het feit bewezen, sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten en verklaarde de verdachte strafbaar zonder verdere sancties.