ECLI:NL:RBZWB:2024:4291
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak en aanslag OZB
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 juni 2024, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de WOZ-waarde van zijn woning en de daarop gebaseerde aanslag onroerendezaakbelastingen (OZB) beoordeeld. De belanghebbende, eigenaar van een geschakelde twee-onder-een-kapwoning in Tilburg, had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde waarde van € 518.000, die door de heffingsambtenaar was vastgesteld op 1 januari 2022. De rechtbank behandelt het beroep en concludeert dat de waarde niet te hoog is vastgesteld. De heffingsambtenaar had de waarde onderbouwd met een taxatiematrix, waaruit bleek dat de waarde op basis van vergelijkingsobjecten zelfs € 545.362 zou zijn. De rechtbank oordeelt dat de referentiewoningen voldoende vergelijkbaar zijn en dat de heffingsambtenaar adequaat rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de woningen. De rechtbank wijst de beroepsgrond van de belanghebbende over de schending van artikel 40 van de Wet WOZ af, omdat de heffingsambtenaar voldoende inzicht heeft gegeven in de taxatie. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, waardoor de WOZ-waarde en de aanslag OZB gehandhaafd blijven. De belanghebbende krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten.