In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van 27 oktober 2023 van Baanbrekers, waarin de vordering voortvloeiend uit de definitieve aanslag inkomstenbelasting 2022 niet werd vergoed. Eiser ontvangt een aanvullende uitkering op grond van de IOAW en werkt parttime als koerier. Door het toepassen van loonheffingskorting op zowel zijn uitkering als zijn loon, heeft de Belastingdienst te weinig belasting geheven, wat resulteerde in een definitieve aanslag van € 2.156,-. Baanbrekers weigerde de vergoeding van dit bedrag, omdat de loonheffingskorting slechts bij één instantie toegepast mag worden. Eiser maakte bezwaar, maar het bestreden besluit bleef ongewijzigd.
De rechtbank heeft op 13 mei 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser en de gemachtigde van Baanbrekers aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat Baanbrekers terecht heeft geweigerd de vordering te vergoeden. Eiser stelde dat hij onvoldoende geïnformeerd was over de toepassing van de loonheffingskorting, maar de rechtbank concludeert dat er geen wettelijke verplichting voor Baanbrekers was om eiser hierover te informeren. Bovendien is er geen bewijs dat Baanbrekers toezeggingen heeft gedaan die eiser mocht vertrouwen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser het bedrag van € 2.156,- niet vergoed krijgt en ook geen griffierecht of proceskosten vergoed zal krijgen.