ECLI:NL:RBZWB:2024:427
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet betalen griffierecht
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 januari 2024, wordt het beroep van de belanghebbende behandeld. Het beroepschrift, dat op 9 januari 2023 is ontvangen door de rechtbank Noord-Holland, is doorgezonden naar de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die bevoegd is om het beroep te behandelen. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het griffierecht niet is betaald en het niet betalen niet verontschuldigbaar is. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat de rechtbank in staat stelt om zonder zitting uitspraak te doen.
De rechtbank legt uit dat iemand die beroep instelt, verplicht is om griffierecht te betalen, zoals vastgelegd in artikel 8:41 van de Awb. In deze zaak bedraagt het griffierecht € 50,-. De griffier heeft de belanghebbende in een brief van 25 april 2023 gewezen op de verplichting om het griffierecht binnen vier weken te betalen. Een tweede herinnering is verzonden op 24 mei 2023, waarbij belanghebbende wederom de kans kreeg om het griffierecht tijdig te voldoen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangetekende brief op 26 mei 2023 is bezorgd, maar dat de belanghebbende het griffierecht niet op tijd heeft betaald.
Aangezien de belanghebbende geen reden heeft gegeven voor het niet tijdig betalen van het griffierecht, concludeert de rechtbank dat er geen verontschuldiging voor dit verzuim is. Hierdoor is het beroep niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en het bestreden besluit in stand blijft. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.