ECLI:NL:RBZWB:2024:4230

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 juni 2024
Publicatiedatum
20 juni 2024
Zaaknummer
24/3977
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende belastingschade

Op 21 juni 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekster en het dagelijks bestuur van waterschap Scheldestromen. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 22 april 2024, waarin haar verzoek om vergoeding van belastingschade werd afgewezen. Daarnaast verzocht zij de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, namelijk het stilleggen van werkzaamheden op een perceel landbouwgrond in afwachting van duidelijkheid over de vergoeding van belastingschade.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de procedure voor voorlopige voorzieningen bedoeld is om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een voorlopige maatregel te treffen. Volgens artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een voorlopige voorziening alleen worden getroffen als er sprake is van 'onverwijlde spoed'. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoekster onvoldoende spoedeisend belang had bij haar verzoek, vooral omdat zij in een eerdere correspondentie had aangegeven dat zij niet in een financiële noodsituatie verkeerde.

Bovendien bleek uit een akte van levering van 1 november 2023 dat verzoekster het eigendom van de landbouwgrond had overgedragen aan waterschap Scheldestromen, waardoor zij ten tijde van het verzoek geen eigenaar meer was. Dit leidde de voorzieningenrechter tot de conclusie dat het verzoek om een voorlopige voorziening moest worden afgewezen. De voorzieningenrechter wees het verzoek af en er was geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/3977

uitspraak van de voorzieningenrechter van 21 juni 2024 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [plaats] , verzoekster.

en

Het dagelijks bestuur van waterschap Scheldestromen.

Inleiding

Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van verweerder van 22 april 2024 tot afwijzen van een verzoek om vergoeding van belastingschade. Zij heeft de voorzieningenrechter daarnaast verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om werkzaamheden op een perceel landbouwgrond stil te leggen in afwachting van duidelijkheid over de vergoeding van belastingschade.
Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een zitting achterwege gebleven.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. De voorzieningenrechter stelt voorop dat de voorlopige voorzieningprocedure is bedoeld om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een voorlopige maatregel te treffen. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb alleen een voorlopige voorziening als “onverwijlde spoed” dat vereist. Dat betekent dat sprake moet zijn van een situatie waarin – in dit geval – de beslissing op bezwaar niet afgewacht kan worden, omdat het onmogelijk zal zijn om eventuele gevolgen van (de uitvoering van) het besluit te herstellen (onomkeerbaarheid).
2. Het bij wijze van voorlopige voorziening opdragen dat werkzaamheden worden stilgelegd is een vergaande maatregel, die niet lichtvaardig wordt getroffen door de voorzieningenrechter en niet zonder meer past bij het karakter van een voorlopige voorzieningenprocedure. Daarnaast zal het schorsen van het bestreden besluit – bestaande uit een weigering om belastingschade te vergoeden – niet tot gevolg hebben dat de werkzaamheden worden stilgelegd. Een financieel belang vormt volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [1] op zichzelf onvoldoende reden om een voorlopige voorziening te treffen. Eventuele schade kan immers worden verhaald indien achteraf blijkt dat het bestreden besluit onrechtmatig is. Dit kan anders zijn, indien aannemelijk is dat verzoekster in een financiële noodsituatie zal komen te verkeren.
3. De rechtbank heeft verzoekster bij brief van 24 mei 2024 verzocht om het spoedeisend belang nader toe te lichten. In een e-mailbericht van 31 mei 2024 heeft verzoekster daarop gereageerd en heeft zij aangegeven dat zij niet in een financiële noodsituatie komt als gevolg van het bestreden besluit en het spoedeisend belang daarom niet hard kan maken.
4. Onder deze omstandigheden is de voorzieningenrechter van oordeel dat verzoekster onvoldoende (spoed)eisend belang heeft bij het verzoek om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft daar ook bij in aanmerking genomen dat uit een door verzoekster overgelegde ‘akte van levering’ van 1 november 2023 blijkt dat verzoekster het eigendom van de landbouwgrond op diezelfde dag heeft geleverd (overgedragen) aan waterschap Scheldestromen. De voorzieningenrechter leidt daaruit af dat verzoekster daar ten tijde van haar verzoek om voorlopige voorziening dus geen eigenaar meer van was. Uit artikel 1, tweede lid, van boek 5 van het Burgerlijk Wetboek blijkt dat het de eigenaar vrij staat om van een zaak (de landbouwgrond) gebruik te maken.
5. De voorzieningenrechter zal het verzoek om een voorlopige voorziening daarom afwijzen. Voor een proceskostenvergoeding bestaat daarom geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier, op 21 juni 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.ABRvS 22 december 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2885, r.o. 3.