ECLI:NL:RBZWB:2024:4215

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 juni 2024
Publicatiedatum
20 juni 2024
Zaaknummer
24/1735
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeldigverklaring rijbewijs wegens alcoholmisbruik en de beoordeling van de geschiktheid tot rijden

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 juni 2024, wordt het beroep van eiser tegen de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs behandeld. Het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) had op 8 januari 2024 het rijbewijs van eiser ongeldig verklaard vanwege alcoholmisbruik, na een verkeersongeval op 23 april 2023 waarbij eiser betrokken was. Tijdens dit ongeval werd bij hem een alcoholpromillage van 1,8 ‰ vastgesteld. Eiser had bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het CBR handhaafde zijn besluit na een onderzoek naar zijn alcoholgebruik. De rechtbank heeft het beroep op 30 mei 2024 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door een tolk en een vertegenwoordiger van het CBR. De rechtbank concludeert dat het CBR het rapport van de psychiater, die alcoholmisbruik bij eiser vaststelde, terecht heeft gebruikt als basis voor zijn besluit. Eiser heeft geen overtuigende argumenten aangedragen om aan de diagnose te twijfelen. De rechtbank oordeelt dat de belangen van eiser niet in de besluitvorming konden worden meegewogen, omdat de Wegenverkeerswet dwingend is geformuleerd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de ongeldigverklaring van het rijbewijs in stand blijft. Eiser kan na een jaar zonder alcoholmisbruik een nieuwe aanvraag indienen voor een rijbewijs.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/1735

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 juni 2024 in de zaak tussen

[eiser], uit [plaats 1], eiser

en

de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, het CBR.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs.
1.1.
Het CBR heeft met het besluit van 8 januari 2024 het rijbewijs van eiser ongeldig verklaard, omdat hij niet geschikt was om te rijden vanwege alcoholmisbruik. Met het bestreden besluit van 16 januari 2024 op het bezwaar van eiser is het CBR bij dat besluit gebleven.
1.2.
Het CBR heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 30 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, bijgestaan door [naam 1] als tolk Bulgaars en drs. [naam 2] namens het CBR.

Totstandkoming van het besluit

2.1.
Op 23 april 2023 om 01:24 uur heeft de politie kennis gekregen van een verkeersongeval op de Heerbaan in Breda. Uit een onderzoek ter plaatse bleek dat eiser daarbij als bestuurder van een personenauto was betrokken. Het resultaat van een ademtest bij eiser leidde tot een verdenking van rijden onder invloed. Met de daarna uitgevoerde ademanalyse werd bij hem een hoeveelheid alcohol gemeten van 785 µg/l (1,8 ‰). Dit blijkt uit het door de verbalisanten op ambtsbelofte en ambtseed opgemaakte proces-verbaal van 23 oktober 2023.
2.2.
De politie eenheid Zeeland-West-Brabant heeft vervolgens op 23 oktober 2023 een schriftelijke mededeling bij het CBR gedaan van het vermoeden dat eiser niet langer beschikte over de rijvaardigheid en/of lichamelijke/geestelijke geschiktheid, vereist voor het besturen van de categorie(ën) van motorrijtuigen waarvoor zijn rijbewijs was afgegeven.
2.3.
Het CBR heeft op 8 mei 2023 besloten dat eiser een onderzoek moest laten doen naar zijn alcoholgebruik. Eiser heeft de opleggings- en uitvoeringskosten hiervoor moeten vergoeden. Op 19 september 2023 heeft het CBR eiser verwezen voor het onderzoek.
2.4.
[psychiater] heeft in zijn verslag van bevindingen van het onderzoek van 21 oktober 2023 geconcludeerd dat het opgegeven alcoholgebruik ten tijde van de aanhouding niet in overeenstemming was met het aanhoudingspromillage. Er was volgens hem zeer waarschijnlijk sprake van onderrapportage van het alcoholgebruik. Eiser voelde zich goed in staat om te rijden met een verhoogd promillage en hij bemerkte het alcoholeffect pas na drie eenheden alcohol, hetgeen een aanwijzing was voor tolerantie. Op basis van alle relevante gegevens kon volgens [psychiater] de diagnose alcoholmisbruik worden gesteld.
2.5.
In de brief van 20 december 2023 heeft het CBR aan eiser medegedeeld dat er bij hem sprake was van alcoholmisbruik, dat is gestopt sinds 24 april 2023 en dat hij na een jaar zonder alcoholmisbruik (de recidiefvrije periode) een onderzoek kan aanvragen.
2.6.
In het besluit van 8 januari 2024 heeft het CBR het rijbewijs van eiser ongeldig verklaard, omdat hij niet geschikt was om te rijden vanwege alcoholmisbruik, dat gestopt is sinds 24 april 2023. Eiser blijft ongeschikt, totdat hij is gestopt met alcoholmisbruik én dat één jaar volhoudt. Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt, welk bezwaar bij het bestreden besluit kennelijk ongegrond is verklaard.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de ongeldigverklaring van het rijbewijs van eiser. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Beroepsgronden
5. Eiser heeft naar voren gebracht dat hij na het ongeval tot nu toe geen alcohol heeft gedronken. Hij heeft in zijn leven nooit drugs gebruikt en hij gebruikt geen psychotrope stoffen. Zijn hoge bloeddruk heeft een andere oorzaak. Eiser is erg verdrietig over zijn situatie en boos op zichzelf. Hij kan zonder rijbewijs zijn familie niet bezoeken. Hij heeft daarnaast veel stress, omdat hij voortdurend bezig is te regelen om vanuit [plaats 1] op zijn werk in [plaats 2] te kunnen komen.
Heeft het CBR de diagnose alcoholmisbruik voldoende onderbouwd?
6.1.
Volgens de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) [1] mag het CBR afgaan op het psychiatrisch rapport dat aan hem is uitgebracht, nadat het is nagegaan of dit rapport op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Deze verplichting is neergelegd in artikel 3:9 van de Algemene wet bestuursrecht (de Awb) voor de wettelijk adviseur en volgt uit artikel 3:2 van de Awb voor andere adviseurs. Indien eiser concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het rapport, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht, mag het CBR niet zonder nadere motivering op het rapport afgaan. Zo nodig vraagt het CBR de adviseur een reactie op wat eiser over het advies heeft aangevoerd.
6.2.
De rechtbank is van oordeel dat het CBR het rapport van [psychiater] aan zijn besluitvorming ten grondslag heeft mogen leggen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [psychiater] de diagnose alcoholmisbruik in de zin van de wet voldoende onderbouwd. [psychiater] heeft in zijn rapport meerdere aanwijzingen benoemd, die de door hem gestelde diagnose ondersteunen. Deze aanwijzingen zijn een combinatie van de antwoorden die eiser zelf heeft gegeven op de vragen die [psychiater] tijdens het onderzoek over zijn alcoholgebruik aan hem heeft gesteld en het door de politie tijdens zijn aanhouding vastgestelde alcoholpromillage. Eiser heeft niets aangevoerd wat de rechtbank aanleiding geeft om te twijfelen aan de juistheid van de door [psychiater] gestelde diagnose. Het CBR heeft in navolging van [psychiater] geconcludeerd dat eiser zijn bloeddruk ook door een aantal andere redenen verhoogd kan zijn. Het CBR mocht op grond van het rapport van [psychiater] het rijbewijs van eiser ongeldig verklaren. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Had het CBR ruimte om de persoonlijke belangen van eiser mee te wegen?
7.1.
Eiser vindt dat het CBR vanwege zijn persoonlijke situatie een andere belangenafweging had moeten maken. Daarnaast begrijpt de rechtbank dat eiser het bestreden besluit onevenredig vindt.
7.2.
Artikel 134, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (Wvw 1994) is dwingend geformuleerd. De tekst is helder en laat geen ruimte voor een belangenafweging. De Wvw 1994 is bovendien een wet in formele zin. Gelet op de uitspraak van de Afdeling van
1 maart 2023 [2] kan het hiervoor genoemde wetsartikel daarom niet worden getoetst aan artikel 3:4, tweede lid, van de Awb of aan het evenredigheidsbeginsel. In die uitspraak heeft de Afdeling uiteengezet dat wel aanleiding kan bestaan voor zogenoemde contra-legem toepassing van algemene rechtsbeginselen of (ander) ongeschreven recht. Dit is het geval als zich bijzondere omstandigheden voordoen die niet of niet ten volle zijn verdisconteerd in de afweging van de wetgever en deze omstandigheden de toepassing van de wettelijke bepaling zozeer in strijd doen zijn met algemene rechtsbeginselen of (ander) ongeschreven recht dat die toepassing achterwege moet blijven. De rechtbank is van oordeel dat daarvoor in dit geval geen aanleiding is, alleen al omdat van bijzondere onevenredige gevolgen geen sprake is. De situatie waarin eiser verkeert wijkt onvoldoende af van die van andere personen van wie het rijbewijs is geschorst en die hier last van hebben. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Hoe nu verder?
8. Op de zitting heeft het CBR desgevraagd toegelicht dat eiser daar sinds 24 april 2024 de procedure gezondheidsverklaring kan starten en voor een jaar een rijbewijs kan ontvangen, als daaruit blijkt dat hij langer dan één jaar geen alcohol misbruikt. Hij kan hierover meer informatie vinden op de website van het CBR en zo nodig contact opnemen met zijn klantenservice.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de ongeldigverklaring van het rijbewijs van eiser in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.I. van Term, rechter, in aanwezigheid van mr. drs. R.J. Wesel, griffier, op 20 juni 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Artikel 3:4, tweede lid
De voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.
Wegenverkeerswet 1994 (Wvw 1994)
Artikel 130
1. Indien bij de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen personen een vermoeden bestaat dat de houder van een rijbewijs niet langer beschikt over de rijvaardigheid dan wel over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid, vereist voor het besturen van een of meer categorieën van motorrijtuigen waarvoor dat rijbewijs is afgegeven, doen zij daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan het CBR onder vermelding van de feiten en omstandigheden die aan het vermoeden ten grondslag liggen. Bij ministeriële regeling worden de feiten en omstandigheden aangewezen die aan het vermoeden ten grondslag dienen te liggen en worden ter zake van de uitoefening van deze bevoegdheid nadere regels vastgesteld.
Artikel 131
1. Indien een schriftelijke mededeling als bedoeld in artikel 130, eerste lid, is gedaan, besluit het CBR in de bij ministeriële regeling aangewezen gevallen respectievelijk tot:
a. (…)
b. (…)
c. een onderzoek naar de rijvaardigheid of geschiktheid.
Het besluit wordt zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen vier weken na ontvangst van de mededeling, genomen.
Artikel 134
1. Het CBR besluit tot ongeldigverklaring van het rijbewijs indien de uitslag van het onderzoek daartoe aanleiding geeft. Bij ministeriële regeling worden de gevallen aangewezen waarin daarvan sprake is.
2. (…)
3. Het CBR deelt, indien het voornemens is het rijbewijs ongeldig te verklaren, dit mede aan de houder, tevens onder mededeling van de bevoegdheid van betrokkene om binnen twee weken een tweede onderzoek te verlangen.
Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011
Artikel 2
De eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen worden vastgesteld overeenkomstig de bij deze regeling behorende bijlage.
Bijlage behorende bij de Regeling eisen geschiktheid 2000
8.8.
Misbruik van psychoactieve middelen (zoals alcohol en drugs)
Voor de beoordeling of sprake is van misbruik van psychoactieve middelen is een specialistisch rapport vereist. Personen die misbruik maken van dergelijke middelen zijn zonder meer ongeschikt. Indien zij aannemelijk of aantoonbaar zijn gestopt met dit misbruik, dient een recidiefvrije periode van een jaar te zijn gepasseerd voordat zij door middel van een herkeuring - op basis van een specialistisch rapport - geschikt kunnen worden geacht. Een strenge opstelling van de keurend arts is aangewezen, gezien de gevaren die het gebruik van deze middelen oplevert voor de verkeersveiligheid.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de AbRvS van 1 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4023.
2.Dit betreft de uitspraak van de AbRvS van 1 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:772.