ECLI:NL:RBZWB:2024:417

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 januari 2024
Publicatiedatum
26 januari 2024
Zaaknummer
BRE 23/2576
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroepen wegens niet betalen griffierecht in belastingzaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 januari 2024, wordt de niet-ontvankelijkheid van de beroepen van belanghebbende B.V. tegen de bestreden uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst behandeld. De beroepen zijn ingesteld tegen de aanslagen omzetbelasting over januari 2022 en oktober 2022. De rechtbank oordeelt dat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn omdat het griffierecht niet is betaald. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat de rechtbank in staat stelt om zonder zitting uitspraak te doen wanneer de beroepen niet-ontvankelijk zijn.

De rechtbank legt uit dat het betalen van griffierecht een vereiste is voor het instellen van beroep. In dit geval was het griffierecht vastgesteld op € 365,- en had belanghebbende de verplichting om dit bedrag binnen een bepaalde termijn te voldoen. Ondanks een eerdere melding van betalingsonmacht door belanghebbende, heeft deze geen verdere onderbouwing gegeven en het griffierecht niet tijdig betaald. De griffier heeft belanghebbende herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling, maar zonder resultaat.

Uiteindelijk concludeert de rechtbank dat er geen verontschuldiging is voor het niet tijdig betalen van het griffierecht, waardoor de beroepen niet inhoudelijk kunnen worden beoordeeld. De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk, wat betekent dat de bestreden besluiten in stand blijven en er geen proceskostenveroordeling plaatsvindt. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 23/2576 en 23/2577

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 januari 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] B.V., uit [plaats] , belanghebbende,

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

De inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over de beroepen van belanghebbende tegen de bestreden uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 14 maart 2023. Het beroep ziet op de verrekening van de aanslagen omzetbelasting over januari 2022 en oktober 2022 met [aanslagnummer 1] F.01.2012 en [aanslagnummer 2] O.01.2101.
1.1.
Omdat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn omdat het griffierecht niet is betaald en het niet betalen niet verontschuldigbaar is. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
3. Iemand die beroep instelt, moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41 van de Awb. In een zaak als deze is het griffierecht € 365,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Het hele bedrag moet binnen die termijn zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dan zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is. Dat betekent dat er een goede reden moet zijn waarom het griffierecht niet (tijdig) is betaald.
Betalingsonmacht
4. Bij brief van 22 mei 2023 heeft belanghebbende gemeld niet in staat te zijn het griffierecht te voldoen wegens betalingsonmacht. Belanghebbende is vervolgens in de gelegenheid gesteld om het beroep op betalingsonmacht te onderbouwen. Belanghebbende heeft hier niet op gereageerd. De griffier heeft vervolgens het beroep op betalingsonmacht terecht afgewezen.
Heeft belanghebbende het griffierecht tijdig betaald?
5. De griffier heeft belanghebbende bij brief van 15 juni 2023 gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en meegedeeld dat dit binnen vier weken moet zijn voldaan. De griffier heeft vervolgens bij aangetekend verzonden brief van 14 juli 2023 belanghebbende nogmaals in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Uit informatie van PostNL is gebleken dat de aangetekend verzonden brief op 18 juli 2023 om 17:08 uur is bezorgd en dat voor ontvangst is getekend.
6. Belanghebbende heeft het griffierecht niet op tijd betaald.
Is het niet tijdig betalen verontschuldigbaar?
7. Belanghebbende heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.

Conclusie en gevolgen

8. De beroepen zijn daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank de beroepen niet inhoudelijk beoordeelt en dat de bestreden besluiten in stand blijven. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 26 januari 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.