ECLI:NL:RBZWB:2024:414
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens ontbreken machtiging
Op 26 januari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak BRE 23/2083, waarin belanghebbende in beroep ging tegen een naheffingsaanslag omzetbelasting en een opgelegde boete. Het beroep was gericht tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst van 17 februari 2023, die betrekking had op de periode van 1 juli 2022 tot en met 30 september 2022. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat belanghebbende geen machtiging heeft ingediend om namens een ander op te komen. Dit verzuim is niet tijdig hersteld, ondanks herhaalde verzoeken van de rechtbank om een machtiging te overleggen.
De rechtbank heeft in haar beoordeling benadrukt dat iemand die namens een ander beroep instelt, op verzoek van de rechtbank een machtiging moet indienen. In dit geval heeft de indiener van het beroepschrift, [belanghebbende sub 1], geen machtiging overgelegd voor [belanghebbende sub 2], ondanks dat hij aangaf dat hij zelf procedeert. De rechtbank heeft hem meerdere keren verzocht om dit verzuim te herstellen, maar er is geen machtiging of bewijs van een goederengemeenschap overgelegd. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, wat betekent dat de inhoudelijke beoordeling van het beroep niet plaatsvindt en het bestreden besluit in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.