Uitspraak
[handelsnaam],
1.De procedure
- het extract audiëntieblad van de rolzitting van 24 januari 2024;
- de conclusie van repliek van 21 februari 2024 met producties;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze civiele procedure vordert de publiekrechtelijke rechtspersoon De Staat der Nederlanden, gevestigd te 's-Gravenhage, betaling van € 945,55 van de gedaagde partij, een ondernemer die zijn restaurant heeft gesloten. De vordering is gebaseerd op inspectiekosten die zijn ontstaan na herinspecties door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) wegens overtredingen van hygiënevoorschriften. De inspectie vond plaats op 10 februari 2022 en de kosten zijn via facturen aan de gedaagde in rekening gebracht. De gedaagde heeft geen bezwaar gemaakt tegen deze facturen, waardoor deze formele rechtskracht hebben gekregen.
De gedaagde heeft verweer gevoerd, stellende dat hij geen opdracht heeft gegeven voor de herinspecties en dat er geen overtredingen zijn geconstateerd. Hij heeft aangegeven dat hij momenteel in financiële problemen verkeert en zijn restaurant heeft gesloten. De kantonrechter overweegt dat de gedaagde als eigenaar van een eenmanszaak ook privé aansprakelijk is voor de schulden van zijn onderneming. Het feit dat de onderneming is gestaakt, ontslaat hem niet van zijn verplichtingen.
De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde niet heeft weersproken dat hij de mogelijkheid had om bezwaar te maken tegen de facturen en dat hij dit niet heeft gedaan. Hierdoor zijn de besluiten van de NVWA in overeenstemming met de wet en zijn de kosten voor de inspecties toewijsbaar. De kantonrechter wijst de vordering van de Staat toe, inclusief de buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente. De gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten, die op € 795,99 zijn begroot. Het vonnis is uitgesproken op 29 mei 2024.