2.De feiten
In de zaak van het verzoek en het tegenverzoek:
Tussen partijen staat het volgende vast:
- de VOF exploiteert een wellness centrum;
- [naam 1] is op 1 november 2019 in dienst getreden bij de VOF voor 4,5 uren per week tegen een salaris van € 217,62 bruto per maand. In de arbeidsovereenkomst is onder andere opgenomen:
“(…) 8/ Gedurende verblijf in de ziektewet is de werknemer, behoudens een ziek te bed periode, gehouden om op verzoek van de werkgever op het werkadres te komen. Dit o.m. om de mate van belastbaarheid en de mogelijkheden voor het onderhouden en/of verbeteren hiervan gezamenlijk te bespreken en zo mogelijk een re-integratie plan overeen te komen. Bij verschil van mening, over noodzakelijk geachte inspanningen om achteruitgang (onbruik syndroom, met dominantie van katabolisme ofwel weefselverval) te voorkomen, staat het elk der partijen vrij om een second opinion aan te vragen bij de bedrijfsarts van de betrokken uitkeringsinstantie. (…)”In de arbeidsovereenkomst is verder opgenomen dat bij ziekmelding de eerste twee ziektedagen gelden als wachtdagen waarover geen loon wordt betaald en dat daarna 70% van het loon wordt doorbetaald;
- op 27 maart 2023 heeft [naam 1] zich ziek gemeld bij [naam 1] via [naam 4] ;
- op 4 april 2023 heeft [naam 1] aan [naam 5] doorgegeven last te hebben van overspanningsklachten/burnout. Zij geeft aan nog niet te kunnen gaan werken;
- de VOF heeft geen bedrijfsarts ingeschakeld;
- vanaf mei 2023 heeft de VOF geen salaris betaald;
- op 22 juni 2023 heeft de gemachtigde van [naam 1] erop gewezen dat zij verplicht is een bedrijfsarts in te schakelen als een werknemer arbeidsongeschikt raakt, dat zij het loon niet (op tijd) betaalt en dat er geen (deugdelijke) salarisspecificaties worden afgeven. Zij verzoekt de VOF om alsnog aan haar verplichtingen te voldoen;
- in reactie daarop heeft de VOF aan [naam 1] medegedeeld niet aan die verplichtingen te voldoen, omdat zij – kort gezegd – van mening is dat [naam 1] juist niet voldoet aan haar re-integratieverplichtingen zoals opgenomen in artikel 8 van de arbeidsovereenkomst, omdat [naam 1] niet op het werkadres is gekomen om te overleggen over maatregelen om ontwikkeling van achteruitgang van de belastbaarheid en/of de ontwikkeling van het onbruik syndroom te voorkomen;
- op 3 juli 2023 heeft [naam 1] nogmaals aan de VOF gevraagd aan haar verplichtingen te gaan voldoen;
- op 20 juli 2023 heeft [naam 1] een dagvaarding in kort geding laten uitbrengen, waarin loondoorbetaling onder afgifte van salarisspecificaties wordt gevorderd. De VOF is in die procedure niet verschenen, zodat de kantonrechter de vorderingen van [naam 1] bij verstek (grotendeels) heeft toegewezen bij vonnis van 10 augustus 2023;
- op 24 augustus 2023 heeft de VOF een schikkingsvoorstel gedaan aan [naam 1] , omdat de VOF het niet eens is met de uitkomst van de verstekprocedure. Zij stelt voor dat de afwezigheid van [naam 1] wordt gezien als onbetaald verlof en dat de al door de VOF afgedragen sociale lasten voor rekening van (de gemachtigde van) [naam 1] komen. [naam 1] is hiermee niet akkoord gegaan;
- de VOF heeft vervolgens op 21 september 2023 een verzetdagvaarding laten uitbrengen tegen het verstekvonnis van 10 augustus 2023;
- Op 30 september 2023 heeft de VOF [naam 1] opgeroepen om in overleg te treden over haar re-integratie in die zin dat [naam 1] haar zienswijze geeft over de re-integratie en de VOF dit ook doet, waarna de VOF een verslag stuurt aan het UWV;
- Bij vonnis van 4 januari 2024 heeft de behandelend kantonrechter in de verzetprocedure het verstekvonnis van 10 augustus 2023 bekrachtigd;
- op 6 februari 2024, 15 februari 2024 en 4 maart 2024 heeft [naam 1] de VOF verzocht aan haar re-integratieverplichtingen en de inhoud van het verzetvonnis te (blijven) voldoen. In de brief van 4 maart 2024 wordt aangekondigd dat er een procedure tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst zal worden gestart, waarin een transitievergoeding en billijke vergoeding zal worden verzocht;
- de VOF heeft vanaf mei 2023 steeds pas na deurwaardersbeslagen salaris aan [naam 1] betaald op de maand september 2023 na;
- de VOF heeft in reactie hierop – kort gezegd – medegedeeld niet van haar standpunt te zijn veranderd, maar dat zij ervoor open staat een minnelijke regeling te treffen;
- [bedrijf] , de andere werkgever van [naam 1] , waarbij zij zich ook in april 2023 heeft ziek gemeld heeft wel een bedrijfsarts ingeschakeld. Ten tijde van de mondelinge behandeling op 17 mei 2024 was zij bij [bedrijf] nog volledig arbeidsongeschikt.