ECLI:NL:RBZWB:2024:4104

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 mei 2024
Publicatiedatum
14 juni 2024
Zaaknummer
RK 23-026719
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van vergoeding voor kosten van rechtsbijstand in strafzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 mei 2024 een beslissing genomen op een verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) dat op 24 oktober 2023 was ingediend. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. G. Onnink, vroeg om een vergoeding van kosten voor rechtsbijstand ter hoogte van € 3.952,97, plus een forfaitaire vergoeding van € 680,00 voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker recht heeft op vrije advocaatkeuze en dat de gemaakte reiskosten, die voortvloeien uit de behandeling van een strafzaak zonder oplegging van straf, integraal vergoed dienen te worden, tenzij deze onredelijk hoog zijn. De rechtbank heeft de kosten van rechtsbijstand als billijk beoordeeld en heeft het verzoek tot vergoeding toegewezen. De officier van justitie had zich op het standpunt gesteld dat de kosten gedeeltelijk toegewezen konden worden, maar de rechtbank heeft dit standpunt verworpen. De totale vergoeding van € 4.632,97 is toegewezen, bestaande uit de kosten van rechtsbijstand en de forfaitaire kosten voor de behandeling van het verzoekschrift. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier, mr. M. van Grinsven, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: /
rk-nummer: 23-026719
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 24 oktober 2023, in de zaak:
[verzoeker]
geboren op [geboortedag] 1959 te [geboorteplaats]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. G. Onnink, Verrijn Stuartweg 1 te 1112 AW Diemen.
Verzoeker is [verzoeker] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 3.952,97, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • € 340,00 als forfaitaire vergoeding voor de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer
  • de beschikking van de rechtbank van 31 juli 2023, waarbij het klaagschrift ex artikel 552a Sv gegrond is verklaard;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 30 april 2024 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie mr. M.E.W.G. Stals en mr. G. Onnink als gemachtigd advocaat van verzoeker gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Standpunt verzoeker:
Namens verzoeker is aangevoerd dat het door hem ingediende klaagschrift ex artikel 552a Sv heeft geleid tot een gegrondverklaring. Verzoeker heeft kosten voor rechtsbijstand gemaakt in het kader van de klaagschriftprocedure. Verzocht wordt om hem hiervoor een vergoeding toe te kennen ter hoogte van € 3.952,97, te vermeerderen met de forfaitaire kosten voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift.
In raadkamer heeft de advocaat gepersisteerd bij het ingediende verzoekschrift. In aanvulling daarop is opgemerkt dat in de urenspecificatie de reistijd van de rechtbank Alkmaar naar het kantoor in Diemen op 17 juli 2023 staat vermeld en dat dit een kennelijke verschrijving betreft. Dit betrof reistijd van de rechtbank Middelburg naar het kantoor in Diemen. Daarnaast is ten aanzien van de reistijd aangevoerd dat verzoeker het recht op vrije advocaatkeuze heeft. De advocaat heeft verzoeker bijgestaan op zijn uitdrukkelijke verzoek, aangezien hij verzoeker eerder in een andere zaak heeft bijgestaan. Ook was met de reistijd daadwerkelijk drie uur enkele reis gemoeid. De tijd van het lopen van en naar het station is hierbij niet eens meegenomen. De advocaat is met de trein gereisd en was, vanwege de vertrouwelijkheid van zijn praktijk, niet in staat om de treinreis te benutten voor het verrichten van andere werkzaamheden. De kosten voor het treinkaartje zijn niet afzonderlijk in rekening gebracht. Gewezen is op de uitspraken van de rechtbank Amsterdam van 10 februari 2020 (ECLI:NL:RBAMS: 2022:569) en 6 mei 2020 (ECLI:NL:RBAMS:2020:3586). Tot slot is ten aanzien van de in rekening gebrachte zittingstijd voor de behandeling van het klaagschrift opgemerkt dat deze behandeling, gelet op de inhoud van de zaak, daadwerkelijk minimaal 30 minuten heeft geduurd.
Standpunt officier van justitie:
De officier van justitie heeft zich schriftelijk op het standpunt gesteld dat het verzoek van kosten voor rechtsbijstand gedeeltelijk kan worden toegewezen tot een bedrag ter hoogte van 3.067,98. De verzochte vergoeding met betrekking tot de reistijd dient echter voor de helft te worden afgewezen. Verzoeker heeft zich laten bijstaan door een in Diemen gevestigde advocaat. De advocaat heeft twee keer 3 uur moeten reizen voor de zitting in Middelburg. De officier van justitie acht het niet billijk dat de kosten daarvan in volle omvang voor rekening van de Staat zouden moeten komen en acht een matiging van de reistijd tot de helft dan ook redelijk. De forfaitaire vergoeding kan worden toegewezen.
In raadkamer heeft de officier van justitie gepersisteerd bij het eerder ingenomen standpunt. In aanvulling daarop is aangevoerd dat ook de gedeclareerde tijd voor de behandeling van het klaagschrift in raadkamer dient te worden gematigd. Er worden namelijk doorgaans 10 minuten gepland voor de behandeling van een klaagschrift in raadkamer. Daarnaast wordt gelet op de inhoud van het klaagschrift niet aannemelijk geacht dat de behandeling in raadkamer langer in beslag heeft genomen.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Namens verzoeker is een bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter hoogte van
€ 3.952,97verzocht.
De rechtbank overweegt dat verzoeker zich heeft laten bijstaan door een in Diemen gevestigde advocaat. Uit de urenspecificatie blijkt dat de advocaat in totaal zes uur heeft moeten reizen voor het bijwonen van de behandeling van het klaagschrift in raadkamer op 17 juli 2023 bij de rechtbank in Middelburg. De rechtbank stelt vast dat een ieder recht heeft op vrije advocaatkeuze, ongeacht waar hij of zij woont en ongeacht waar de betreffende advocaat gevestigd is. De reiskosten, gemaakt in het kader van de behandeling van strafzaken die zonder oplegging van straf of maatregel zijn geëindigd, worden – tenzij deze onredelijk hoog voorkomen – integraal vergoed. De rechtbank is van oordeel dat het verzochte bedrag, gelet op hetgeen de advocaat daarover heeft toegelicht in raadkamer, in voldoende mate is onderbouwd. Dit bedrag komt de rechtbank in de toegelichte gegeven omstandigheden billijk voor. De rechtbank zal het verzochte bedrag dan ook toewijzen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 4.632,97, bestaande uit:
- € 3.952,97 aan kosten van rechtsbijstand; en
- € 680,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
bepaalt dat een bedrag van
€ 4.632,97zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Derdengelden van Stroobach & Dijkers advocaten, onder vermelding van “schadevergoeding [verzoeker] /Staat (552a Sv)”, [kenmerk] .
Deze beslissing is op 14 mei 2024 gegeven door mr. L.W. Louwerse, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M. van Grinsven, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 mei 2024.
De griffier is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).