ECLI:NL:RBZWB:2024:4102

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 mei 2024
Publicatiedatum
14 juni 2024
Zaaknummer
RK 23-030838
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname van telefoon en geldbedrag

Op 14 mei 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door klager, die in verband met een verdenking van overtreding van de Opiumwet was aangehouden. Klager verzocht om teruggave van een in beslag genomen telefoon en geldbedrag, dat hij als spaargeld van zijn gezin beschouwde. De rechtbank heeft de procedure en de ingediende stukken beoordeeld, waaronder de kennisgevingen van inbeslagname en het verweerschrift van de officier van justitie. Klager was niet verschenen bij de behandeling van het klaagschrift, maar zijn raadsman heeft het standpunt van klager verdedigd. De officier van justitie heeft echter verzocht om het klaagschrift ongegrond te verklaren, omdat de in beslag genomen voorwerpen in aanmerking komen voor verbeurdverklaring.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er een strafvorderlijk belang bestaat bij het voortduren van het beslag, gezien de omstandigheden waaronder de inbeslagname heeft plaatsgevonden. Klager was op 24 november 2023 aangehouden na een vermoedelijke drugsdeal, waarbij een geldbedrag en hennep zijn aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter later de verbeurdverklaring van de telefoon en het geld zal bevelen. Daarom heeft de rechtbank het klaagschrift ongegrond verklaard. De beslissing is genomen door mr. L.W. Louwerse, rechter, in aanwezigheid van mr. M. van Grinsven, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: /
rk.nummer: 23-030838
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager]
geboren op [geboortedag] 1974 te [geboorteplaats] ([land])
woonplaats kiezende ten kantore van mr. T. Roggenkamp, Molenstraat 10 te 4701 JS Roosendaal
hierna te noemen: klager.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgevingen van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 24 november 2023 onder [naam] in beslag zijn genomen: een telefoon van het merk Apple, kleur blauw, een geldbedrag ter hoogte van in totaal € 2.595,- en een geldbedrag ter hoogte van in totaal € 10,-;
  • het klaagschrift ingevolge artikel 552a Sv, ingediend op 14 december 2023 ter griffie van deze rechtbank;
  • het verweerschrift van de officier van justitie; en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 30 april 2024. Gehoord zijn de officier van justitie mr. M.E.W.G. Stals en mr. T. Roggenkamp als gemachtigd raadsman van klager.
Klager is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Standpunt klager:
Het klaagschrift strekt tot opheffing van de gelegde beslagen met last tot teruggave aan klager. Daartoe is aangevoerd dat klager is aangehouden op verdenking van een overtreding van de Opiumwet en dat daarbij een geldbedrag en een telefoon in beslag zijn genomen. Klager heeft een zwaarwegend belang bij de spoedige teruggave van zijn telefoon. Op de telefoon staan namelijk belangrijke applicaties die hij nodig heeft om zijn dagelijkse zaken te kunnen regelen, waaronder zijn financiën. Een telefoon is in de huidige samenleving niet weg te denken. Het geldbedrag is spaargeld van het gezin, afkomstig van onder meer de zoon en dochter van klager. Voor een onderbouwing van het klaagschrift wordt verwezen naar de bijlagen.
In raadkamer heeft de raadsman gepersisteerd bij het ingediende klaagschrift. In aanvulling daarop is aangevoerd dat klager kan worden gezien als mede-eigenaar van het geldbedrag, nu het geld van het gezin betreft en dit voldoende is onderbouwd door middel van bankafschriften. Daarnaast is aangevoerd dat er niet langer een strafvorderlijk belang bestaat voor het onderzoek aan de telefoon. In het procesdossier wordt gesproken over afbeeldingen op de telefoon van klager waarop hennep te zien zou zijn. Deze afbeeldingen bevinden zich echter niet in de stukken, waardoor wordt afgevraagd in hoeverre dat klopt.
Standpunt officier van justitie:
De officier van justitie heeft zich schriftelijk op het standpunt gesteld dat de beslagen gehandhaafd dient te blijven. De telefoon en het geldbedrag komen immers in aanmerking voor verbeurdverklaring.
In raadkamer heeft de officier van justitie gepersisteerd bij het eerder ingenomen standpunt. In aanvulling daarop is aangevoerd dat er grote hoeveelheden zakjes met hennep zijn aangetroffen in de auto van klager en dat in zijn jaszak een groot geldbedrag is aangetroffen. De telefoon is onderzocht. Op de telefoon zijn afbeeldingen te zien met hennep en met pakketjes met geld. Er dient nog een vervolgingsbeslissing te worden genomen. Gelet op de thans voorhanden zijnde stukken acht de officier van justitie het niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van de telefoon en het geldbedrag zal bevelen. Verzocht wordt dan ook het klaagschrift ongegrond te verklaren.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
De rechtbank is van oordeel dat er een strafvorderlijk belang bestaat bij het voortduren van het beslag. Zij overweegt daartoe dat klager op 24 november 2023 is aangehouden in verband met een verdenking van witwassen en van de handel in/het vervoer dan wel het bezit van softdrugs. Uit de thans voorhanden zijnde stukken blijkt dat klager op 24 november 2023 in zijn voertuig is gecontroleerd, nadat de verbalisanten een vermoedelijke drugsdeal hadden waargenomen. In de jaszak van klager bevond zich bij de fouillering een geldbedrag van in totaal € 2.605,-. Daarnaast zijn in het voertuig van klager onder de bestuurdersstoel in een opbergvak 45 zakjes hennep van in totaal 45,39 gram hennep aangetroffen. Op de telefoon van klager zijn diverse eigen gemaakte afbeeldingen van hennepplanten en een groot cash geldbedrag aangetroffen. Gelet op het voorgaande en mede gelet op de omstandigheden waaronder het inbeslaggenomen geldbedrag is aangetroffen, acht de rechtbank het niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van de telefoon en het geldbedrag zal bevelen. De rechtbank overweegt daarbij dat uit de door klager overgelegde bankafschriften niet blijkt dat de opgenomen bedragen hetzelfde geld betreft als het inbeslaggenomen geldbedrag.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart
- het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 14 mei 2024 gegeven door mr. L.W. Louwerse, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M. van Grinsven, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 mei 2024.
De griffier is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).