ECLI:NL:RBZWB:2024:4100
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Bezwaarschrift ex artikel 7 Wet DNA door minderjarige veroordeelde
Op 30 april 2024 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda het bezwaarschrift van een minderjarige veroordeelde behandeld, die bezwaar maakte tegen de afname van celmateriaal op grond van de Wet DNA. De veroordeelde, geboren in 2010, was op het moment van het misdrijf pas 13 jaar oud en had een leerstraf van 25 uur opgelegd gekregen voor mishandeling. In het bezwaarschrift werd aangevoerd dat het misdrijf een eenmalig incident betrof, veroorzaakt door pestgedrag van de aangeefster, en dat er sprake was van een gering recidivegevaar. De advocaat van de veroordeelde, mr. R.F. van Leeuwen, pleitte voor vernietiging van het celmateriaal, verwijzend naar de voorgestelde wijzigingen in de Wet DNA en een arrest van de Hoge Raad uit 2020.
De officier van justitie, mr. M.E.W.G. Stals, stelde dat het bezwaarschrift ongegrond moest worden verklaard, omdat DNA-onderzoek van belang kan zijn voor de opsporing van mishandeling. De rechtbank oordeelde echter dat de veroordeelde, gezien haar jonge leeftijd en de omstandigheden van het misdrijf, een beroep kon doen op de uitzonderingsgrond van de Wet DNA. De rechtbank concludeerde dat het afnemen van DNA in dit geval niet gerechtvaardigd was en dat de privacy-inbreuk niet in verhouding stond tot de ernst van het misdrijf.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het bezwaarschrift gegrond en beval de officier van justitie om het afgenomen celmateriaal te vernietigen. Deze beslissing werd op 14 mei 2024 genomen door rechter mr. L.W. Louwerse, in aanwezigheid van griffier mr. M. van Grinsven.