ECLI:NL:RBZWB:2024:409

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 januari 2024
Publicatiedatum
26 januari 2024
Zaaknummer
BRE 23/577
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzet wegens termijnoverschrijding in belastingzaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 26 januari 2024, wordt het verzet van de belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard. De zaak betreft een eerder vonnis van 14 juli 2023, waarin de rechtbank de beroepen van de belanghebbende niet-ontvankelijk verklaarde vanwege het niet tijdig betalen van het griffierecht. De beroepen hebben betrekking op navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2016, 2018 en 2019, evenals belastingrente en vergrijpboetes.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende op 12 januari 2024 niet is verschenen op de zitting waar het verzet werd behandeld. De uitnodiging voor deze zitting was op correcte wijze verzonden, maar de belanghebbende had deze niet afgehaald. De rechtbank concludeert dat de termijn voor het indienen van het verzetschrift op 29 augustus 2023 eindigde, en dat het verzetschrift pas op 12 september 2023 op de post is gedaan, wat betekent dat het te laat is ingediend.

De rechtbank overweegt dat het niet tijdig indienen van het verzetschrift niet verontschuldigbaar is, aangezien de belanghebbende geen redenen heeft aangevoerd voor de termijnoverschrijding. Hierdoor blijft de eerdere uitspraak van 14 juli 2023 in stand, en wordt het verzet niet inhoudelijk beoordeeld. De rechtbank wijst erop dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in cassatie te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 23/577 tot en met 23/583

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 januari 2024 op het verzet van

[belanghebbende] , te [plaats] , belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank van 14 juli 2023 in het geding tussen

belanghebbende

en

De inspecteur van de belastingdienst

Inleiding

1. Deze uitspraak op het verzet van belanghebbende gaat over de uitspraak van de rechtbank van 14 juli 2023 waarin de rechtbank de beroepen van belanghebbende niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens het niet tijdig betalen van het verschuldigde griffierecht. De beroepen zien op de (navorderingsaanslagen) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet voor de jaren 2016, 2018 en 2019, alsmede de beschikkingen belastingrente en de vergrijpboete. [kenmerk 1] .H.67.01, [kenmerk 2] W.67.01, [kenmerk 3] H.86.01, [kenmerk 4] H.87.01, [kenmerk 5] W.86.01, [kenmerk 6] H.96.01 en [kenmerk 7] W.96.01.
1.1.
Belanghebbende is in de gelegenheid gesteld over het verzet te worden gehoord. De rechtbank heeft het verzet op 12 januari 2024 op zitting behandeld. Belanghebbende is zonder kennisgeving aan de rechtbank niet verschenen.
1.2.
Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 29 november 2023 aan belanghebbende op het opgegeven [adres] te ( [postcode] ) [plaats] , onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Deze brieven zijn op 19 december 2023 onbestelbaar aan de rechtbank geretourneerd met de aantekening van PostNL “niet afgehaald”. Uit de basisregistratie persoonsgegevens blijkt dat belanghebbende sinds 17 januari 2022 ingeschreven staat op het opgegeven adres en dat sindsdien niet is gewijzigd. Ook heeft belanghebbende geen ander adres opgegeven bij de rechtbank. De uitnodiging is op 21 december 2023 nogmaals per gewone post aan belanghebbende gezonden [1] . De rechtbank is van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze tijdig op het juiste adres is aangeboden.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het verzet niet-ontvankelijk is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Is het verzetschrift op tijd ingediend?
3. Voor het indienen van een verzetschrift geldt een termijn van zes weken. [2] Deze termijn begint op de dag na de dag waarop de uitspraak op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. [3] Dat is in dit soort gevallen de dag na de dag waarop de uitspraak is toegezonden.
Vast staat dat de rechtbank de uitspraak op 18 juli 2023, zowel aangetekend als per gewone post aan belanghebbende heeft verzonden. De aangetekende zending is op 8 augustus 2023 onbestelbaar aan de rechtbank geretourneerd met de aantekening van PostNL “niet afgehaald”. De uitspraak is op 9 augustus 2023 nogmaals per gewone post verzonden met de mededeling dat als in de eerder toegezonden aangetekende brief een termijn wordt genoemd, deze niet opnieuw aanvangt [4] . De rechtbank is van oordeel dat de uitspraak op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend is gemaakt. De termijn voor het indienen van een verzetschrift eindigde daarom op 29 augustus 2023.
4. Een verzetschrift is op tijd ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. [5] Wanneer het verzetschrift met de gewone post [6] wordt verstuurd, is het bij ontvangst na het einde van de termijn onder voorwaarden ook tijdig ingediend. [7] Die voorwaarden zijn dat het verzetschrift voor het einde van de termijn op de post is gedaan én het niet later dan een week na afloop van de termijn bij de rechtbank is ontvangen. Als op de envelop een leesbaar poststempel is geplaatst, neemt de rechtbank in beginsel aan dat het beroepschrift op die dag op de post is gedaan. De rechtbank wijkt alleen van dit uitgangspunt af als de indiener van het verzetschrift aannemelijk maakt dat het op een eerdere datum op de post is gedaan.
Belanghebbende heeft het verzetschrift per gewone post aan de rechtbank verstuurd. Gelet op het poststempel gaat de rechtbank ervan uit dat het verzet op 12 september 2023 op de post is gedaan. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat het eerder op de post is gedaan. Het verzetschrift is dus niet tijdig ingediend.
Is het te laat indienen verontschuldigbaar?
5. Omdat het verzetschrift te laat is ingediend, verklaart de rechtbank het verzet in beginsel niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het verzetschrift verontschuldigbaar is. Als dat zo is, dan laat de rechtbank niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege. [8]
6. Belanghebbende is in de gelegenheid gesteld om zich ter zitting uit te laten over waarom het verzetschrift niet tijdig is ingediend. Belanghebbende is niet verschenen ter zitting en heeft ook in het verzetschrift geen redenen aangevoerd. De termijnoverschrijding is daarom niet verontschuldigbaar (artikel 6:11 in samenhang gelezen met artikel 8:55 van de Awb).

Conclusie en gevolgen

7. Het verzet is daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het verzet niet inhoudelijk beoordeelt en dat de bestreden uitspraak in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.H. van Schaik, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 26 januari 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie stellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl). Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is
gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.

Voetnoten

1.Ter voldoening aan het bepaalde uit artikel 8:38 van de Awb.
2.Dit volgt uit artikel 8:55 in samenhang met artikel 6:7 van de Awb.
3.Dit volgt uit artikel 8:55 in samenhang met 6:8, eerste lid, van de Awb.
4.Hiervoor geldt ook het genoemde in 1.2.
5.Dit volgt uit artikel 8:55 in samenhang met 6:9, eerste lid, van de Awb.
6.Onder gewone post wordt verstaan door PostNL of door ieder ander bij de Autoriteit Consument en Markt geregistreerd postvervoerbedrijf.
7.Dit volgt uit artikel 8:55 in samenhang met 6:9, tweede lid, van de Awb.
8.Dit volgt uit artikel 6:11 van de Awb.