In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 26 januari 2024, wordt het verzet van de belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard. De zaak betreft een eerder vonnis van 14 juli 2023, waarin de rechtbank de beroepen van de belanghebbende niet-ontvankelijk verklaarde vanwege het niet tijdig betalen van het griffierecht. De beroepen hebben betrekking op navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2016, 2018 en 2019, evenals belastingrente en vergrijpboetes.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende op 12 januari 2024 niet is verschenen op de zitting waar het verzet werd behandeld. De uitnodiging voor deze zitting was op correcte wijze verzonden, maar de belanghebbende had deze niet afgehaald. De rechtbank concludeert dat de termijn voor het indienen van het verzetschrift op 29 augustus 2023 eindigde, en dat het verzetschrift pas op 12 september 2023 op de post is gedaan, wat betekent dat het te laat is ingediend.
De rechtbank overweegt dat het niet tijdig indienen van het verzetschrift niet verontschuldigbaar is, aangezien de belanghebbende geen redenen heeft aangevoerd voor de termijnoverschrijding. Hierdoor blijft de eerdere uitspraak van 14 juli 2023 in stand, en wordt het verzet niet inhoudelijk beoordeeld. De rechtbank wijst erop dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in cassatie te gaan.