ECLI:NL:RBZWB:2024:4043

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 mei 2024
Publicatiedatum
13 juni 2024
Zaaknummer
10751840 \ MB VERZ 23-520
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete met gedeeltelijke gegrondverklaring en matiging van de boete

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 mei 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd wegens het stilstaan op het trottoir, wat volgens de wet niet is toegestaan. Betrokkene heeft beroep aangetekend tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 17 mei 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar zijn gemachtigde, mr. N.G.A. Voorbach, had het beroepschrift ingediend.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, inderdaad had plaatsgevonden. De betrokkene had geparkeerd op een plek die zich niet als parkeerhaven voordeed, maar als trottoir. De rechter heeft echter ook geconstateerd dat er een schending van de hoorplicht had plaatsgevonden, omdat de officier van justitie betrokkene niet in de gelegenheid had gesteld om te worden gehoord. Dit was in strijd met de wettelijke vereisten en leidde tot de vernietiging van de beslissing van de officier van justitie.

De kantonrechter heeft het beroep gedeeltelijk gegrond verklaard en de boete met 25% gematigd, rekening houdend met de schending van de hoorplicht. Daarnaast is de officier van justitie veroordeeld tot het terugbetalen van het te veel betaalde bedrag aan zekerheid en is er een proceskostenvergoeding van € 437,50 toegekend aan de gemachtigde van betrokkene. De uitspraak is openbaar gedaan en de betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer.: 10751840 \ MB VERZ 23-520
CJIB-nummer: 0062 5422 5010 8984
uitspraakdatum: 17 mei 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
[adres]
[plaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. N.G.A. Voorbach

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond. Tegen die beslissing is namens betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 17 mei 2024 Namens de officier van justitie is verschenen mr. E.J.T. Berkeljon (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene en gemachtigde zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: stilstaan op het trottoir, voetpad, fietspad, fiets/bromfietspad of het ruiterpad (niet de rijbaan gebruiken) op 7 juni 2022 op de Marialaan te Breda.
De gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de plaats waar betrokkene heeft geparkeerd zich naar uiterlijke verschijningsvorm voordoet als parkeerhaven. Betrokkene voert hiertoe aan dat er altijd auto’s geparkeerd staan op dit stuk van de weg en dat er nooit een bord heeft gestaan dat aangeeft dat dit niet is toegestaan. Daarnaast mag op het trottoir aan de andere zijde van het bankje wel geparkeerd worden. Gemachtigde voert subsidiair schending van de hoorplicht aan. Gemachtigde verzoekt tot slot om vergoeding van de proceskosten met uitdrukkelijk verzoek bevrijdend te betalen aan verkeersboete.nl.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep inhoudelijk ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Op de foto’s in het dossier is te zien dat het voertuig op het trottoir geparkeerd stond. Het voertuig stond op de stoeptegels op een verhoging geparkeerd. Daarnaast stond het voertuig naast een blindegeleidestrook geparkeerd. Deze wijze van parkeren kan hinder veroorzaken. Wel is er sprake van een schending van de hoorplicht, waardoor de zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep deels gegrond te verklaren en de boete te matigen met 25%.

Overwegingen

Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Op de plaats waar betrokkene heeft geparkeerd is een verhoogde trottoirband en liggen stoeptegels. Daarnaast ligt er op het trottoir een blindegeleidestrook waar betrokkene vlak naast heeft geparkeerd. De plek doet zich naar uiterlijke verschijningsvorm niet voor als parkeerhaven, maar als trottoir. Betrokkene erkent ook op het trottoir te hebben geparkeerd. De boete is dus terecht opgelegd.
Schending hoorplicht
Betrokkene heeft, zonder tussenkomst van een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep.
Het beroep tegen die beslissing is om die reden gegrond.
De kantonrechter ziet verder reden de boete te matigen met 25%, omdat sprake is van een structurele schending van de hoorplicht (zie het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2022:9934).
Het beroep tegen de inleidende beschikking is gelet hierop gedeeltelijk gegrond en die beschikking zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Ook zal de kantonrechter een proceskostenvergoeding toekennen voor het indienen van het beroepschrift, te weten 1 punt x gewicht 0,5 x € 875,- = € 437,50.
De gemachtigde heeft verzocht te bepalen dat alleen bevrijdend kan worden betaald door de bedragen over te maken op een bankrekening van de gemachtigde. Zoals het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in ECLI:NL:GHARL:2024:1 heeft overwogen is hiervoor geen wettelijke grondslag. Omdat de wijze van betaling, namelijk op een bankrekening van betrokkene, rechtstreeks voortvloeit uit artikel 13a, lid 3 van de Wahv, is er geen aanleiding om daarover in het dictum een beslissing op te nemen.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep gegrond en vernietigt die beslissing;
  • verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond en wijzigt de inleidende beschikking in zoverre dat het bedrag van de boete wordt gewijzigd in
€ 75,00 plus € 9,- administratiekosten;
  • draagt de officier van justitie op het bedrag van € 25,00 dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
  • veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.W.M. Speekenbrink, kantonrechter, bijgestaan door de griffier K. Verdult, en in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing , dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 90008, 4800 PA Breda Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: