ECLI:NL:RBZWB:2024:403

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 januari 2024
Publicatiedatum
26 januari 2024
Zaaknummer
BRE 22-2740
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzet wegens termijnoverschrijding in belastingzaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 januari 2024, met zaaknummer BRE 22-2740, werd het verzet van de belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. De zaak betreft een eerder vonnis van de rechtbank van 26 mei 2023, waarin het beroep van de belanghebbende tegen een besluit van de belastingdienst niet-ontvankelijk werd verklaard omdat de beroepstermijn was overschreden. De belanghebbende had verzet aangetekend, maar dit was pas op 25 september 2023 ingediend, terwijl de termijn voor het indienen van het verzetschrift op 20 juli 2023 was verstreken.

De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende op de hoogte was van de termijnen, aangezien hij eerder was verzocht om een domicilie binnen Nederland te kiezen om postvertraging te voorkomen. Ondanks deze waarschuwing had de belanghebbende geen domicilie gekozen, waardoor hij het risico van vertraging in de postbezorging voor zijn rekening nam. De rechtbank concludeerde dat het verzet niet tijdig was ingediend en dat er geen verontschuldigbare redenen waren voor de termijnoverschrijding. De belanghebbende was niet verschenen op de zitting en had geen aanvullende redenen aangevoerd voor de late indiening van het verzetschrift.

De rechtbank verklaarde het verzet niet-ontvankelijk, wat betekent dat de eerdere uitspraak in stand blijft en er geen proceskostenveroordeling plaatsvindt. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/2740

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 januari 2024 op het verzet van

[belanghebbende] , te [plaats] , Kaapverdië, belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank van 26 mei 2023 in het geding tussen

belanghebbende

en

De inspecteur van de belastingdienst.

Inleiding

1. Deze uitspraak op het verzet van belanghebbende gaat over de uitspraak van de rechtbank van 26 mei 2023, waarin de rechtbank het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens overschrijding van de beroepstermijn. Het beroep ziet op het besluit om geen kostenvergoeding toe te kennen voor het bezwaar tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over het jaar 2015 met [aanslagnummer] H.56.01.
1.1.
De rechtbank heeft het verzet op 12 januari 2024 op zitting behandeld. Belanghebbende was niet aanwezig.
1.2.
Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 29 november 2023 aan belanghebbende op het opgegeven [adres] , Kaapverdië, onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Volgens de Track&Trace gegevens van PostNL is de brief van 29 november 2023 afgeleverd. Belanghebbende is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. De rechtbank is van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze tijdig op het juiste adres is aangeboden.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het verzet niet-ontvankelijk is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Is het verzet op tijd ingediend?
3. Voor het indienen van een verzetschrift geldt een termijn van zes weken. [1] Deze termijn begint op de dag na de dag waarop de uitspraak op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. [2] Dat is in dit soort gevallen de dag na de dag waarop de uitspraak is toegezonden.
De rechtbank heeft de uitspraak op 8 juni 2023, zowel per aangetekende post als gewone post aan belanghebbende verzonden. Deze zendingen zijn (op 4 en 7 augustus 2023) onbestelbaar aan de rechtbank geretourneerd. Uit het dossier blijkt dat de zendingen zijn gestuurd naar het door belanghebbende opgegeven adres. Verder blijkt daaruit dat er geen adreswijzigingen zijn ontvangen van belanghebbende. De uitspraak is op 4 augustus 2023 nogmaals per gewone post aan het door belanghebbende opgegeven adres gezonden [3] met de mededeling dat als in de eerder toegezonden aangetekende brief een termijn wordt genoemd, deze niet opnieuw aanvangt. De rechtbank is van oordeel dat de uitspraak op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend is gemaakt. De termijn voor het indienen van een verzetschrift eindigde daarom op 20 juli 2023.
4. Een verzetschrift is op tijd ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. [4] Belanghebbende heeft het verzetschrift op 25 september 2023 per e-mail ingediend bij de Centrale Raad van Beroep. De Centrale Raad van Beroep heeft het verzetschrift doorgezonden naar de rechtbank, omdat de rechtbank bevoegd is het verzet te behandelen. Het verzetschrift is dus niet tijdig ingediend.
Is het te laat indienen verontschuldigbaar?
5. Omdat het verzetschrift te laat is ingediend, verklaart de rechtbank het verzet in beginsel niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het verzetschrift verontschuldigbaar is. Als dat zo is, dan laat de rechtbank de niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege.
5.1.
Belanghebbende heeft de volgende reden gegeven voor het te laat indienen. Belanghebbende woont niet in Europa en ontvangt daardoor de post vaak te laat of helemaal niet.
5.2.
De rechtbank overweegt hierover dat belanghebbende eerder in de procedure bij brief van 2 juni 2022 is verzocht om domicilie (een toezendadres) te kiezen binnen Nederland. Daarbij is de waarschuwing gegeven dat als geen domicilie wordt gekozen, het risico van vertraging in de postbezorging voor zijn rekening komt. Belanghebbende heeft gereageerd op deze brief van de rechtbank, en dus die brief ontvangen, maar heeft geen domicilie gekozen. Dat belanghebbende de uitspraak later heeft ontvangen en niet tijdig verzet heeft ingediend komt dus voor zijn risico.
6. Belanghebbende is in de gelegenheid gesteld om zich ter zitting verder uit te laten over waarom het verzetschrift niet tijdig is ingediend. Belanghebbende is niet verschenen ter zitting en heeft ook verder geen redenen aangevoerd. De termijnoverschrijding is daarom niet verontschuldigbaar (artikel 6:11 in samenhang gelezen met artikel 8:55 van de Awb).

Conclusie en gevolgen

7. Het verzet is daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het verzet niet inhoudelijk beoordeelt en dat de bestreden uitspraak in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.H. van Schaik, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 26 januari 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie stellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl). Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is
gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 8:55 in samenhang met artikel 6:7 van de Awb.
2.Dit volgt uit artikel 8:55 in samenhang met 6:8, eerste lid, van de Awb.
3.Ter voldoening aan het bepaalde uit artikel 8:38 van de Awb
4.Dit volgt uit artikel 8:55 in samenhang met 6:9, eerste lid, van de Awb.