12.1.De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
13. Eisers stellen dat het Werkplein onvoldoende maatwerk heeft geleverd en wijzen daarbij op een uitspraak die de rechtbank Rotterdam op 10 juli 2023 heeft gedaan in een volgens eisers vergelijkbare situatie.
Beslissingsruimte van het college bij toekenning eenmalige energietoeslag
14. De rechtbank overweegt dat het toekennen van de energietoeslag een bevoegdheid van het college van burgmeester en wethouders is. Het college heeft de bevoegdheid om eenmalig een energietoeslag toe te kennen aan huishoudens met een laag inkomen. Uit de Memorie van Toelichtingbij het wetsvoorstel volgt dat het college bij de uitoefening van deze bevoegdheid relatief veel beslissingsruimte heeft. Het college bepaalt binnen het wettelijk kader de doelgroep van de eenmalige energietoeslag. Dit betekent dat het college bepaalt wat er onder een “laag inkomen” moet worden verstaan en wat de hoogte is van het bedrag van de toe te kennen eenmalige energietoeslag, eventueel gedifferentieerd naar leefsituatie. Ook betekent het dat het college met beleidsregels invulling kan geven aan deze bevoegdheid en dat heeft het college van de gemeente Rucphen ook gedaan door middel van de Beleidsregels. De rechtbank kan de toepassing van deze bevoegdheid slechts terughoudend toetsen. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of, in dit geval het Werkplein als uitvoeringsinstantie van het college, in redelijkheid heeft kunnen beslissen geen gebruik te maken van de bevoegdheid om een eenmalige energietoeslag toe te kennen aan eisers.
Overschrijding inkomensgrens
15. Tussen partijen is niet in geschil dat het gezamenlijke inkomen van eisers boven de gestelde inkomensgrens om voor de energietoeslag in aanmerking te komen ligt. Uit het ambtelijk advies blijkt dat na een herberekening uiteindelijk is vastgesteld dat het gezamenlijk inkomen van eisers € 1.902,18 bedraagt. Uit artikel 2, eerste lid, van de Beleidsregels volgt dat voor eisers een inkomensgrens van € 1.892,81 geldt, zijnde 120% van de bijstandsnorm exclusief vakantiegeld. Er is dus sprake van een overschrijding van € 9,37 per maand.
Beleid van de gemeente Rucphen
16. De rechtbank stelt voorop dat het in de Beleidsregels neergelegde beleid van de gemeente Rucphen om een inkomensgrens van 120% van de bijstandsnorm te hanteren voor het toekennen van energietoeslag in beginsel redelijk is. Bij de invoering van de energietoeslag heeft de regering in samenspraak met gemeenten de richtlijn gegeven om een energietoeslag toe te kennen aan huishoudens met een inkomen tot 120% van de bijstandsnorm (Kamerstukken II 2021/2022, 36 057, nr. 8, p.18). Uit onderzoek is gebleken dat driekwart van de gemeenten deze inkomensgrens hanteert (Kamerstukken II 2021/2022, 36 057, nr. 9, p. 2). In zoverre ziet de rechtbank dan ook geen reden om de door het college vastgestelde grens op 120% van de bijstandsnorm als ongeschikt, niet noodzakelijk of onevenwichtig aan te merken. Eisers hebben dit ter zitting ook bevestigd.
17. Als de Beleidsregel zelf niet onrechtmatig is, toetst de bestuursrechter het besluit op basis daarvan aan de norm van artikel 4:84 van de Awb, ofwel de inherente afwijkingsbevoegdheid. In dit artikel staat dat het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Het toe te passen evenredigheidsbeginsel staat ook in artikel 3:4, tweede lid, van de Awb.
Inherente afwijkingsbevoegdheid en evenredigheidsbeginsel
18. Dat eisers door de toepassing van de Beleidsregels onevenredig worden benadeeld, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende met concrete feiten en omstandigheden aannemelijk gemaakt. Eisers hebben geen bijzondere omstandigheden aangevoerd op basis waarvan het Werkplein had moeten afwijken van de Beleidsregels. Ter zitting hebben eisers desgevraagd verklaard dat geen sprake is van schuldenproblematiek als gevolg van de gestegen energiekosten. Eisers wonen in een seniorenwoning uit de jaren tachtig. Van een oude, slecht geïsoleerde woning met extra hoge stookkosten, zoals aan de orde in de uitspraak van de rechtbank Rotterdam waar eisers naar hebben verwezen, is dus geen sprake. Reeds om die reden kan het oordeel van de rechtbank Rotterdam in die zaak dat maatwerk geleverd had moeten worden, niet zonder meer van toepassing worden geacht op de situatie van eisers. Uit het dossier blijkt dat eisers eerst een termijnbedrag betaalden aan Eneco van € 170,- per maand. Dat bedrag werd aanvankelijk verhoogd naar € 404,- per maand, maar als gevolg van het ingevoerde prijsplafond werd het termijn bedrag uiteindelijk vastgesteld op € 237,- per maand. Dit bedrag is naar het oordeel van de rechtbank niet zodanig hoog dat geoordeeld moet worden dat sprake is van een bijzondere omstandigheid die aanleiding geeft om af te wijken van de Beleidsregels.
19. De enkele omstandigheid dat sprake is van een minimale overschrijding van € 9,37 per maand, leidt ook niet tot het oordeel dat de gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen. In de Memorie van Toelichting wordt onderkend dat het bij iedere nadere invulling van het begrip “laag inkomen” onvermijdelijk is dat er huishoudens zijn die nét buiten het bereik van de regeling zullen vallen. Daarbij kan het ook gaan om huishoudens die wel degelijk te maken hebben met financiële problemen als gevolg van een sterk gestegen energierekening. Voor deze huishoudens zijn blijkens de Memorie van Toelichting maatwerkoplossingen mogelijk via het bestaande kader van de individuele bijstand. Het Werkplein heeft eisers ook gewezen op die mogelijkheid. Eisers hebben vooralsnog echter geen aanvraag voor individuele bijzondere bijstand ingediend.
20. Anders dan eisers ter zitting hebben gesteld, blijkt naar het oordeel van de rechtbank wel degelijk uit de motivering van het herzieningsbesluit dat het Werkplein een belangenafweging heeft gemaakt en beoordeeld heeft of er in de individuele situatie van eisers bijzondere omstandigheden zijn die nopen tot afwijking van het beleid. Zoals hiervoor reeds overwogen heeft het Werkplein naar het oordeel van de rechtbank op goede gronden geconcludeerd dat van dergelijke bijzondere omstandigheden in het geval van eisers niet is gebleken.
20. Gelet op het voorgaande slaagt het beroep van eisers op de inherente afwijkingsbevoegdheid van artikel 4:84 van de Awb en het evenredigheidsbeginsel niet. Het Werkplein was gelet hierop naar het oordeel van de rechtbank niet gehouden om mee te werken aan de door eisers voorgesteld maatwerkoplossing middels het toepassen van een draagkrachtberekening.
22. Eisers hebben aangevoerd dat andere gemeenten, zoals [plaats 2] en [plaats 3] , een inkomensgrens van 130% van het bestaansminimum hanteren. Voor zover eisers hiermee een beroep doen op het gelijkheidsbeginsel overweegt de rechtbank als volgt. De omstandigheid dat andere gemeenten een andere of hogere grens hanteren betekent niet dat het Werkplein gehouden is om dat in het geval van eisers ook te doen. Het Werkplein is een uitvoeringsinstantie en zij is gebonden aan het beleid van de gemeente voor wie zij optreedt. Het Werkplein erkent dat het ongelukkig is dat de verschillende gemeenten die zij vertegenwoordigt andere inkomensgrenzen hanteren, maar zij kan dat niet veranderen. De Participatiewet voorziet in gedecentraliseerde uitvoering. Daarmee is de mogelijkheid van een verschillende uitvoering per gemeente gegeven.Uit de Memorie van Toelichting volgt zoals eerder overwogen dat iedere gemeente zelf mag bepalen wat onder “een laag inkomen” wordt verstaan. Het college van de gemeente Rucphen heeft dit lage inkomen vastgesteld op 120% van de bijstandsnorm. Het is andere gemeenten toegestaan een hoger percentage aan te houden gelet op de aan hen gegeven bevoegdheid. Dat dit leidt tot een verschil in uitwerking van de eenmalige energietoeslag tussen verschillende gemeenten is juist, maar dit is inherent aan de door de wetgever aan de gemeenten gegeven bevoegdheid om zelf te bepalen wat onder een laag inkomen wordt verstaan. De rechtbank overweegt dat alle aanvragen om energietoeslag van personen die in de gemeente Rucphen wonen die boven de inkomensgrens van 120% van de bijstandsnorm zitten, worden afgewezen. Van schending van het gelijkheidsbeginsel is dus geen sprake.