ECLI:NL:RBZWB:2024:399

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 januari 2024
Publicatiedatum
26 januari 2024
Zaaknummer
BRE 23/3799
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet betalen griffierecht in belastingzaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 januari 2024, wordt de niet-ontvankelijkheid van de beroepen van de belanghebbende behandeld. De belanghebbende had beroep ingesteld tegen de bestreden uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst, welke betrekking hadden op navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over de jaren 2017 en 2018. De rechtbank oordeelt dat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn omdat het griffierecht niet is betaald. Volgens artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het verplicht om griffierecht te betalen bij het instellen van beroep. In deze zaak was het griffierecht vastgesteld op € 50,-. De griffier had de belanghebbende herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht, maar de belanghebbende heeft dit niet tijdig gedaan. De rechtbank concludeert dat er geen verontschuldiging is voor het niet tijdig betalen van het griffierecht, en verklaart de beroepen niet-ontvankelijk. Dit betekent dat de rechtbank de inhoudelijke beoordeling van de beroepen achterwege laat en de bestreden besluiten in stand blijven. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 23/3799 tot en met 23/3801

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 januari 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

en

De inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over de beroepen van belanghebbende tegen de bestreden uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 17 november 2022. Belanghebbende heeft bij brief, ontvangen bij de belastingdienst op 28 december 2022, gereageerd op de uitspraken op bezwaar van de inspecteur. De inspecteur heeft de brief aangemerkt als een beroepschrift en doorgezonden naar de rechtbank omdat de rechtbank bevoegd is het beroepschrift te behandelen. De beroepen zien op de (navorderings)aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over de jaren 2017 en 2018 met [aanslagnummer 1] H.77.01, [aanslagnummer 2] H.87.01. en [aanslagnummer 3] W.86.01.4.
1.1.
Omdat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn omdat het griffierecht niet is betaald en het niet betalen niet verontschuldigbaar is. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
3. Iemand die beroep instelt, moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41 van de Awb. In een zaak als deze is het griffierecht € 50,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Het hele bedrag moet binnen die termijn zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dan zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is. Dat betekent dat er een goede reden moet zijn waarom het griffierecht niet (tijdig) is betaald.
Heeft belanghebbende het griffierecht tijdig betaald?
4. De griffier heeft belanghebbende bij brief van 21 juli 2023 gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en meegedeeld dat dit binnen vier weken moet zijn voldaan. De griffier heeft vervolgens bij aangetekend verzonden brief van 19 augustus 2023 belanghebbende nogmaals in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Uit informatie van PostNL is gebleken dat de aangetekend verzonden brief op 22 augustus 2023 om 10:30 uur is bezorgd en dat voor ontvangst is getekend.
5. Belanghebbende heeft het griffierecht niet op tijd betaald.
Is het niet tijdig betalen verontschuldigbaar?
6. Belanghebbende heeft aangegeven dat ze al tweemaal griffierecht heeft betaald in procedures die doorgestuurd zijn naar de rechtbank Midden-Nederland. Belanghebbende heeft in de procedure bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant verzocht om terugbetaling van het griffierecht dat ze voldaan heeft bij de rechtbank Midden-Nederland. Aan belanghebbende is medegedeeld dat de betalingskenmerken niet zien op de procedure bij deze rechtbank en dat ze dus voor deze procedure griffierecht is verschuldigd. Bij deze mededeling is ook een afschrift van de nota bijgevoegd. Belanghebbende heeft het griffierecht vervolgens niet (tijdig) betaald. Dat belanghebbende griffierecht heeft betaald in een andere procedures bij een andere rechtbank is geen reden om te verzuimen het griffierecht te betalen in deze procedure. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.

Conclusie en gevolgen

7. De beroep zijn daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank de beroepen niet inhoudelijk beoordeelt en dat de bestreden besluiten in stand blijven. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 26 januari 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.