Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 mei 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden van 7 km per uur te hard binnen de bebouwde kom op de Prof. Cobbenhagenlaan te Tilburg op 22 november 2022. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 15 mei 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar de officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. A. de Vreeze. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was aangetoond door de verklaring van de verbalisant en de bijbehorende foto. Betrokkene had aangevoerd dat het niet zijn auto was die de gedraging had verricht, maar de kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisant voldoende was om de boete te rechtvaardigen.
Echter, de kantonrechter oordeelde ook dat de officier van justitie de hoorplicht had geschonden door betrokkene niet in de gelegenheid te stellen om te worden gehoord. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond was. De kantonrechter heeft de boete met 25% gematigd, omdat betrokkene niet was gehoord, en heeft de beslissing van de officier van justitie gedeeltelijk gewijzigd. De boete werd vastgesteld op € 38,25, plus € 9,- administratiekosten, en het teveel betaalde bedrag van € 12,75 moest door de officier van justitie aan betrokkene worden terugbetaald.