ECLI:NL:RBZWB:2024:396
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens ontbreken machtiging en gronden
Op 26 januari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak BRE 23-3144, waarin belanghebbende beroep heeft ingesteld tegen een uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst. Het beroep betreft een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over het jaar 2019. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat de gemachtigde van belanghebbende geen machtiging en geen gronden van beroep heeft ingediend. Dit verzuim is niet tijdig hersteld, ondanks herhaalde verzoeken van de rechtbank om dit te doen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemachtigde, die het beroepschrift heeft ingediend, niet de bedoeling had om voor zichzelf in beroep te komen, maar als vertegenwoordiger van belanghebbende optreedt. Echter, zonder de vereiste machtiging kan de rechtbank het beroep niet in behandeling nemen. De rechtbank heeft belanghebbende en de gemachtigde in de gelegenheid gesteld om de verzuimen te herstellen, maar dit is niet gebeurd. Hierdoor blijft het bestreden besluit van de inspecteur in stand en wordt het beroep niet inhoudelijk beoordeeld.
De uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, en is openbaar gemaakt. Partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.