ECLI:NL:RBZWB:2024:3956
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep inzake WOZ woning; Waardebepaling a.d.h.v. vergelijkingsmethode
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 6 juli 2021. De heffingsambtenaar had bij beschikking van 26 februari 2021 de waarde van de onroerende zaak aan de [adres 1] te [plaats] vastgesteld op € 137.000 per 1 januari 2020. Belanghebbende, eigenaar van de woning, had bezwaar gemaakt tegen deze waardevaststelling, maar de heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig was en heeft het onderzoek gesloten.
De rechtbank beoordeelt of de waarde van de woning te hoog is vastgesteld aan de hand van de argumenten van belanghebbende, die stelt dat de waarde maximaal € 105.000 zou moeten zijn. De heffingsambtenaar verdedigt de waarde van € 137.000. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar voldoende bewijs heeft geleverd dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld. De waarde is bepaald met de vergelijkingsmethode, waarbij de waarde van de woning is vergeleken met referentiewoningen die recentelijk zijn verkocht.
De rechtbank oordeelt dat de referentiewoningen voldoende vergelijkbaar zijn en dat de heffingsambtenaar adequaat rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de woningen. Belanghebbende heeft niet aangetoond dat de woning in een dermate slechte staat verkeert dat dit de waarde zou moeten verlagen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de WOZ-waarde en de aanslag onroerendezaakbelastingen gehandhaafd blijven. Belanghebbende krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten.