Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Inleiding
2.Feiten
3.Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank merkt verder op dat de uitspraak op bezwaar door de heffingsambtenaar op 28 februari 2023 is bekrachtigd. Hiermee is naar het oordeel van de rechtbank het bevoegdheidsgebrek in de beroepsfase hersteld en kan dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb worden gepasseerd, aangezien belanghebbende door dit gebrek niet is benadeeld. Omdat het gebrek pas is hersteld nadat belanghebbende beroep had ingesteld, ziet de rechtbank aanleiding om de heffingsambtenaar te veroordelen in de proceskosten van de beroepsfase en het door belanghebbende betaalde griffierecht.
4.Conclusie en gevolgen
.Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt belanghebbende op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht 1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde van € 875,- en de wegingsfactor 0,5. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. De vergoeding bedraagt dus in totaal € 437,50. Deze vergoeding moet rechtstreeks aan belanghebbende zelf worden betaald. [1] De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een lichte zaak en kent daarom een wegingsfactor 0,5 toe. [2]
- verklaart het beroep ongegrond;
- bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 50,- aan belanghebbende moet vergoeden;
- veroordeelt de heffingsambtenaar tot betaling van € 437,50 aan proceskosten aan belanghebbende.
Formulieren en inloggen” op
www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.