Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 juni 2024 in de zaak tussen
[belanghebbende] , domicilie kiezende te [plaats 1] , belanghebbende,
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Feiten
Motivering
tijdelijkonmogelijk was om een aangifte inkomstenbelasting in Spanje in te dienen dan wel om een aanslag inkomstenbelasting in Spanje opgelegd te krijgen. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt dit echter niet uit deze brief. Bovendien is de situatie in de periode tussen 13 november 2020 en 4 februari 2021 (de dagtekening van de aanslag IB/PVV 2018) feitelijk niet veranderd. De pensioenspecialist heeft per e-mail van 26 april 2021 weliswaar aan belanghebbende verzocht een verklaring van de Spaanse belastingautoriteiten te overleggen dat belanghebbende op grond van de Spaanse wetgeving niet onderworpen is aan de Spaanse belastingheffing, maar dit doet niet af aan het feit dat ten tijde van het opleggen van de aanslag IB/PVV 2018 geen aanslag inkomstenbelasting in Spanje was opgelegd. De inspecteur heeft, naar de rechtbank begrijpt, zelf de (onjuiste) conclusie getrokken dat in Spanje wel (nog) een aanslag zou worden opgelegd. Het had echter op de weg van de inspecteur gelegen om vóór het opleggen van de aanslag IB/PVV 2018 hier nadere vragen over te stellen, en niet pas daarna. Het nalaten nader onderzoek te doen naar de onderworpenheid van belanghebbende aan de Spaanse belastingheffing leidt in dit geval daarom tot een ambtelijk verzuim dat navordering verhindert. Hierbij merkt de rechtbank nog op dat de vragen voorafgaand aan het opleggen van de aanslag IB/PVV weliswaar zijn gesteld in het kader van de beoordeling van de aanslag vennootschapsbelasting, echter in zijn vragenbrief geeft de inspecteur zelf al aan dat hij de casus heeft voorgelegd aan een pensioenspecialist. Daarmee was naar het oordeel van de rechtbank het onderzoek van de inspecteur al niet meer beperkt tot alleen de aanslag vennootschapsbelasting.