ECLI:NL:RBZWB:2024:3939
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling tot betaling van proceskosten in bestuursrechtelijke zaak
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 juni 2024, in de zaak met nummer BRE 23/10266, beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoeker om veroordeling van verweerder in de proceskosten. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. N. Kose-Albayrak, heeft zijn beroep ingetrokken tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de Dienst Toeslagen op zijn bezwaar van 14 maart 2022, omdat verweerder op 8 november 2023 alsnog op het bezwaar heeft beslist. De rechtbank heeft verweerder de gelegenheid gegeven om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, waarop verweerder heeft aangegeven dat verzoeker recht heeft op een forfaitaire kostenvergoeding met een wegingsfactor van 0,25 en op vergoeding van het griffierecht.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting en wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe. De rechtbank overweegt dat wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de bestuursrechter op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. In dit geval heeft verweerder op 8 november 2023 beslist op het bezwaar van verzoeker, wat betekent dat verweerder tegemoet is gekomen aan verzoeker.
De rechtbank kent een vergoeding van € 437,50 toe aan verzoeker voor de proceskosten, omdat de gemachtigde van verzoeker een beroepschrift heeft ingediend en de zaak enkel betrekking heeft op de overschrijding van de beslistermijn. De rechtbank wijst erop dat verweerder ook verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. Deze uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.