ECLI:NL:RBZWB:2024:3939

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 juni 2024
Publicatiedatum
10 juni 2024
Zaaknummer
23/10266
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot betaling van proceskosten in bestuursrechtelijke zaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 juni 2024, in de zaak met nummer BRE 23/10266, beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoeker om veroordeling van verweerder in de proceskosten. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. N. Kose-Albayrak, heeft zijn beroep ingetrokken tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de Dienst Toeslagen op zijn bezwaar van 14 maart 2022, omdat verweerder op 8 november 2023 alsnog op het bezwaar heeft beslist. De rechtbank heeft verweerder de gelegenheid gegeven om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, waarop verweerder heeft aangegeven dat verzoeker recht heeft op een forfaitaire kostenvergoeding met een wegingsfactor van 0,25 en op vergoeding van het griffierecht.

De rechtbank doet uitspraak zonder zitting en wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe. De rechtbank overweegt dat wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de bestuursrechter op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. In dit geval heeft verweerder op 8 november 2023 beslist op het bezwaar van verzoeker, wat betekent dat verweerder tegemoet is gekomen aan verzoeker.

De rechtbank kent een vergoeding van € 437,50 toe aan verzoeker voor de proceskosten, omdat de gemachtigde van verzoeker een beroepschrift heeft ingediend en de zaak enkel betrekking heeft op de overschrijding van de beslistermijn. De rechtbank wijst erop dat verweerder ook verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. Deze uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/10266

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 juni 2024 in de zaak tussen

[verzoeker], uit [plaats], verzoeker

(gemachtigde: mr. N. Kose-Albayrak),
en

Dienst Toeslagen (voorheen: Belastingdienst/Toeslagen, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoeker om een veroordeling van verweerder in de proceskosten. Verzoeker heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van zijn beroep tegen het niet tijdig nemen van een beluit door verweerder op zijn bezwaar van 14 maart 2022. Hij heeft het beroep ingetrokken omdat verweerder op 8 november 2023 alsnog op het bezwaar heeft beslist.
1.1.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. Verweerder heeft de rechtbank in het verweerschrift van 1 november 2023 al medegedeeld dat verzoeker recht heeft op een forfaitaire kostenvergoeding met wegingsfactor 0,25 en op vergoeding van het griffierecht.
1.2.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Is verweerder aan verzoeker tegemoetgekomen?
4. De rechtbank moet dus beoordelen of verweerder geheel of gedeeltelijk aan verzoeker is tegemoetgekomen.
4.1.
Op 16 oktober 2023 heeft verzoeker beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn bezwaar van 14 maart 2022. Verweerder heeft op 8 november 2023 alsnog beslist op het bezwaar van verzoeker. Hiermee is verweerder tegemoetgekomen aan het beroep van verzoeker.
Welk bedrag aan proceskosten moet verweerder aan verzoeker vergoeden?
5. De rechtbank wijst het verzoek als kennelijk gegrond toe. Verzoeker krijgt een vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 437,50 omdat de gemachtigde van verzoeker een beroepschrift heeft ingediend en de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. De rechtbank ziet, anders dan de rechtbank Midden-Nederland, [3] geen aanleiding om in afwijking van de hoogste bestuursrechters [4] een lagere wegingsfactor (0,25 in plaats van 0,50), zoals verzocht door verweerder, toe te passen.
Krijgt verzoeker een vergoeding van het griffierecht?
6. De rechtbank wijst erop dat verweerder verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. [5] Verzoeker moet zich hiervoor dan ook tot verweerder wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 437,50 aan proceskosten aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. dr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van
mr. E.A. Vermunt, griffier en op 6 juni 2024 openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3.Uitspraak van 4 september 2023, ELI:NL:RBMNE:2023:4482
4.Uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 26 juli 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:2288 en de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3209 waarin uit de toegekende proceskostenvergoeding blijkt dat een wegingsfactor van 0,5 is toegepast.
5.Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.