Op 10 juni 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin belanghebbende in beroep ging tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst. De rechtbank beoordeelde de beroepen van belanghebbende tegen navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2017, 2018 en 2019, alsook tegen een naheffingsaanslag omzetbelasting (OB) voor de periode 2017 tot en met 2020. De inspecteur had eerder vergrijpboeten opgelegd op basis van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) en belastingrente in rekening gebracht. De rechtbank heeft de beroepen behandeld op 23 mei 2024, waarbij partijen ter zitting een compromis hebben bereikt over de boetes. De rechtbank heeft besloten dat de navorderingsaanslagen in stand blijven, maar dat de boetes voor de jaren 2017 en 2018 worden verminderd, terwijl de boete voor 2019 wordt vernietigd. De naheffingsaanslag OB blijft eveneens in stand, maar de boete wordt verlaagd. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de belastingrentebeschikkingen in stand blijven, aangezien de navorderingsaanslagen en naheffingsaanslag in stand blijven. De rechtbank heeft de inspecteur veroordeeld tot het vergoeden van proceskosten aan belanghebbende en het griffierecht. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.