ECLI:NL:RBZWB:2024:3920

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 juni 2024
Publicatiedatum
10 juni 2024
Zaaknummer
BRE 23/1324
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar inzake aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 juni 2024, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst behandeld. De zaak betreft een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over het jaar 2020. De inspecteur had het bezwaar van de belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. De rechtbank oordeelt echter dat de inspecteur dit ten onrechte heeft gedaan. De rechtbank stelt vast dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift eindigde op 19 augustus 2022, en dat de belanghebbende tijdig aanvullende stukken had ingediend op 18 juli 2022, die ten onrechte niet als bezwaarschrift waren aangemerkt. De rechtbank concludeert dat het bezwaar dus wel degelijk tijdig was ingediend en dat de inspecteur het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de inspecteur op om alsnog inhoudelijk op het bezwaar te beslissen. Tevens moet de inspecteur het griffierecht van € 50,- aan de belanghebbende vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/1324

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 juni 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

en

De inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 13 januari 2023, betreffende de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over het jaar 2020 met aanslagnummer [BSN] .H06.01.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk gegrond is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De inspecteur heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaar niet tijdig was ingediend. De rechtbank komt tot het oordeel dat de inspecteur het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Daarom is het beroep kennelijk gegrond.
Toetsingskader
3. Voor het indienen van een bezwaarschrift geldt een termijn van zes weken. [1] Deze termijn begint op de dag na de dagtekening van het aanslagbiljet of van de voor bezwaar vatbare beschikking. [2] Maar als de dagtekening een datum is vóór de datum waarop dat aanslagbiljet of die beschikking is verzonden, begint deze termijn op de dag na de dag van verzending.
Een bezwaarschrift is op tijd ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. [3] Wanneer het bezwaarschrift (aangetekend of niet-aangetekend) met de gewone post [4] wordt verstuurd, is het bij ontvangst na het einde van de termijn onder voorwaarden ook tijdig ingediend. [5] Die voorwaarden zijn dat het bezwaarschrift voor het einde van de termijn op de post is gedaan én het niet later dan een week na afloop van de termijn bij het bestuursorgaan is ontvangen. Als op de enveloppe een leesbaar poststempel is geplaatst, neemt de rechtbank in beginsel aan dat het bezwaarschrift op die dag op de post is gedaan. De rechtbank wijkt alleen van dit uitgangspunt af als de indiener van het bezwaarschrift aannemelijk maakt dat het op een eerdere datum op de post is gedaan. Als op de enveloppe geen (leesbaar) poststempel is geplaatst, neemt de rechtbank in beginsel aan dat het bezwaarschrift tijdig op de post is gedaan als het de eerste of tweede werkdag na de bezwaartermijn is ontvangen. De rechtbank wijkt alleen van dit laatste uitgangspunt af als op grond van vaststaande feiten aannemelijk is dat het bezwaarschrift later dan de laatste dag van de termijn op de post is gedaan.
3.1.
Als iemand een bezwaarschrift te laat indient, kan het bestuursorgaan het bezwaar niet-ontvankelijk verklaren. Dat is anders als het niet tijdig indienen van het bezwaarschrift verontschuldigbaar is. Dan laat het bestuursorgaan niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege. [6]
Is het bezwaarschrift te laat ingediend?
4. Vast staat dat de dagtekening van de aanslag 8 juli 2022 is. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de verzending ervan later dan die datum heeft plaatsgevonden. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift eindigde dus op 19 augustus 2022.
4.1.
Belanghebbende heeft met dagtekening 18 juli 2022, ontvangen door de belastingdienst op 19 juli 2022 aanvullende stukken ingediend. Deze stukken zijn in beginsel niet aangemerkt als bezwaarschrift. Dit is onterecht gedaan. Het bezwaarschrift is dus anders dan de inspecteur in de uitspraak op bezwaar stelt wel tijdig ingediend.
5. De inspecteur geeft in zijn verweerschrift aan dat de brief van belanghebbende van 8 september 2022 is aangemerkt als bezwaarschrift en daarom het bezwaar niet-ontvankelijk is verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. De aanvullende stukken van belanghebbende van 18 juli 2022 hadden aangemerkt moeten worden als een bezwaarschrift en dan is het bezwaarschrift tijdig ingediend. De inspecteur geeft dus ook aan dat het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank is hetzelfde oordeel toegedaan.

Conclusie en gevolgen

6. Het bezwaar is daarom ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is daarom kennelijk gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De inspecteur moet alsnog inhoudelijk op het bezwaar beslissen.
6.1.
Omdat het beroep gegrond is moet de inspecteur het griffierecht aan belanghebbende vergoeden. Belanghebbende heeft geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- draagt de inspecteur op nieuwe uitspraak op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 50,- aan belanghebbende moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 10 juni 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 6:7 van de Awb.
2.Dit volgt uit artikel 22j van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
3.Dit volgt uit artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.
4.Onder gewone post wordt verstaan door PostNL of door ieder ander bij de Autoriteit Consument en Markt geregistreerd postvervoerbedrijf.
5.Dit volgt uit artikel 6:9, tweede lid, van de Awb.
6.Dit volgt uit artikel 6:11 van de Awb.