ECLI:NL:RBZWB:2024:3911
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens overschrijding van de beroepstermijn in belastingzaak
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 juni 2024, wordt het beroep van de belanghebbende, een inwoner van Duitsland, tegen de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over de jaren 2016 tot en met 2019 behandeld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat het te laat is ingediend. De belanghebbende had op 4 september 2022 digitaal beroep ingesteld, terwijl de termijn voor het indienen van het beroepschrift eindigde op 30 augustus 2022. De rechtbank wijst erop dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken bedraagt en begint op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. In dit geval was de dagtekening 19 juli 2022.
De rechtbank overweegt dat de belanghebbende heeft aangevoerd dat vertraging in de postbezorging de reden was voor de termijnoverschrijding. Echter, de rechtbank oordeelt dat deze stelling te algemeen is en niet voldoende onderbouwd. De belanghebbende heeft niet aangetoond dat het verzuim van het niet tijdig indienen van het beroepschrift hem niet aan te rekenen valt. Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld die wijzen op een geringe verwijtbaarheid aan de zijde van de belanghebbende.
Uiteindelijk concludeert de rechtbank dat het beroep niet-ontvankelijk is, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft en er geen proceskostenveroordeling plaatsvindt. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.