ECLI:NL:RBZWB:2024:3911

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 juni 2024
Publicatiedatum
10 juni 2024
Zaaknummer
BRE 22/4236 tot en met 22/4239
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens overschrijding van de beroepstermijn in belastingzaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 juni 2024, wordt het beroep van de belanghebbende, een inwoner van Duitsland, tegen de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over de jaren 2016 tot en met 2019 behandeld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat het te laat is ingediend. De belanghebbende had op 4 september 2022 digitaal beroep ingesteld, terwijl de termijn voor het indienen van het beroepschrift eindigde op 30 augustus 2022. De rechtbank wijst erop dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken bedraagt en begint op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. In dit geval was de dagtekening 19 juli 2022.

De rechtbank overweegt dat de belanghebbende heeft aangevoerd dat vertraging in de postbezorging de reden was voor de termijnoverschrijding. Echter, de rechtbank oordeelt dat deze stelling te algemeen is en niet voldoende onderbouwd. De belanghebbende heeft niet aangetoond dat het verzuim van het niet tijdig indienen van het beroepschrift hem niet aan te rekenen valt. Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld die wijzen op een geringe verwijtbaarheid aan de zijde van de belanghebbende.

Uiteindelijk concludeert de rechtbank dat het beroep niet-ontvankelijk is, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft en er geen proceskostenveroordeling plaatsvindt. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 22/4236 tot en met 22/4239

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 juni 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , Duitsland, belanghebbende,

en

De inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van belanghebbende tegen de bestreden uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 19 juli 2022. Het beroep ziet op de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over de jaren 2016 tot en met 2019 met aanslagnummers [aanslagnummer] .H.67.01., [aanslagnummer] .H.77.01., [aanslagnummer] .H.87.01. en [aanslagnummer] .H.97.01.
1.2.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat het te laat is ingediend en het te laat indienen niet verschoonbaar is. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
3. Voor het indienen van een beroepschrift geldt een termijn van zes weken. [1] Deze termijn begint op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. [2] Maar als de dagtekening een datum is vóór de datum waarop de uitspraak op bezwaar is verzonden, begint deze termijn op de dag na de dag van verzending.
Een beroepschrift is op tijd ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. [3] Wanneer het beroepschrift (aangetekend of niet-aangetekend) met de gewone post [4] wordt verstuurd, is het bij ontvangst na het einde van de termijn onder voorwaarden ook tijdig ingediend. [5] Die voorwaarden zijn dat het beroepschrift voor het einde van de termijn op de post is gedaan én het niet later dan een week na afloop van de termijn bij de rechtbank is ontvangen. Als op de envelop een leesbaar poststempel is geplaatst, neemt de rechtbank in beginsel aan dat het beroepschrift op die dag op de post is gedaan. De rechtbank wijkt alleen van dit uitgangspunt af als de indiener van het beroepschrift aannemelijk maakt dat het op een eerdere datum op de post is gedaan. Als op de enveloppe geen (leesbaar) poststempel is geplaatst, neemt de rechtbank in beginsel aan dat het beroepschrift tijdig op de post is gedaan als het de eerste of tweede werkdag na de beroepstermijn is ontvangen. De rechtbank wijkt alleen van dit laatste uitgangspunt af als op grond van vaststaande feiten aannemelijk is dat het beroepschrift later dan de laatste dag van de termijn op de post is gedaan.
3.1.
Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege. [6]
Is het beroep te laat ingediend?
4. Vast staat dat de dagtekening van de uitspraak op bezwaar 19 juli 2022 is. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de verzending ervan later dan die datum heeft plaatsgevonden. De termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde dus op 30 augustus 2022.
4.1.
Belanghebbende heeft op 4 september 2022 digitaal beroep ingesteld. Het beroepschrift is dus niet tijdig ingediend.
Is het te laat indienen verontschuldigbaar?
5. Belanghebbende heeft hiervoor de volgende reden gegeven. Belanghebbende voert aan dat hij door vertraging in de postbezorging de uitspraak op bezwaar pas veel later heeft ontvangen wegens zijn adres in Duitsland. Belanghebbende was in de veronderstelling dat hij het beroepschrift binnen de gestelde termijn had ingediend.
5.1.
De rechtbank is van oordeel dat wat belanghebbende heeft aangevoerd geen rechtvaardiging is voor de termijnoverschrijding. Enkel de stelling dat er vertraging zat in de postbezorging en dat daardoor de uitspraak pas veel later is ontvangen is onvoldoende. Naar het oordeel van de rechtbank is de stelling te algemeen en ook niet verder onderbouwd. Belanghebbende dient aannemelijk te maken dat het verzuim van het niet tijdig indienen van een beroepschrift hem niet aan te rekenen valt. Dat heeft belanghebbende niet gedaan. Verder zijn er geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken waaruit volgt dat sprake is van een geringe verwijtbaarheid aan de zijde van belanghebbende.
5.2.
Het beroep is niet tijdig ingediend en er zijn geen omstandigheden vast komen te staan waaruit kan worden geoordeeld dat belanghebbende niet in verzuim is geweest.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 10 juni 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 6:7 van de Awb.
2.Dit volgt uit artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
3.Dit volgt uit artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.
4.Onder gewone post wordt verstaan door PostNL of door ieder ander bij de Autoriteit Consument en Markt geregistreerd postvervoerbedrijf.
5.Dit volgt uit artikel 6:9, tweede lid, van de Awb.
6.Dit volgt uit artikel 6:11 van de Awb.