ECLI:NL:RBZWB:2024:3910
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet betalen griffierecht in belastingzaak
Op 10 juni 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak BRE 23/9995, waarin belanghebbende, een inwoner van de Verenigde Staten, beroep heeft ingesteld tegen de bestreden uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst. De beroepen zijn gericht tegen aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over de jaren 2019 en 2020. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn, omdat het griffierecht niet is betaald. Volgens artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het verplicht om griffierecht te betalen bij het instellen van beroep. In deze zaak bedraagt het griffierecht € 50,-. De griffier heeft belanghebbende herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht, maar belanghebbende heeft dit niet tijdig gedaan en geen verontschuldiging voor het verzuim gegeven.
De rechtbank heeft in haar beoordeling geconcludeerd dat het niet tijdig betalen van het griffierecht niet verontschuldigbaar is. Hierdoor kon de rechtbank de beroepen niet inhoudelijk beoordelen en blijft het bestreden besluit in stand. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen, die de mogelijkheid hebben om binnen zes weken een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.