ECLI:NL:RBZWB:2024:3906
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 juni 2024, beslist de rechtbank over de beroepen van belanghebbende tegen de bestreden uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 13 april 2023. De beroepen zijn gericht tegen navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2018 en 2019. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, maar doet uitspraak zonder zitting op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De inspecteur heeft aangegeven dat er ten onrechte een geautomatiseerde uitspraak op bezwaar is gedaan, omdat de behandeling van het bezwaar nog niet was afgerond. De inspecteur verzoekt de rechtbank om de beroepen gegrond te verklaren, de uitspraken op bezwaar te vernietigen en de zaak terug te wijzen. Tevens vraagt de inspecteur om vergoeding van het griffierecht en veroordeling van de proceskosten. Belanghebbende is het niet eens met de voorgestelde vergoeding van proceskosten en stelt dat hij recht heeft op een vergoeding van de werkelijke kosten van € 1.815,- per procedure.
De rechtbank oordeelt dat er sprake is van onzorgvuldig handelen en verklaart de beroepen kennelijk gegrond. De rechtbank wijst de verzoeken toe en kent belanghebbende een vergoeding van zijn proceskosten toe, die door de inspecteur moet worden betaald. De vergoeding is vastgesteld op € 875,-, omdat de rechtbank de twee beroepschriften als één proceshandeling beschouwt. De rechtbank wijst erop dat de inspecteur verplicht is het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 100,- te vergoeden.
De beslissing van de rechtbank houdt in dat de beroepen gegrond worden verklaard, de uitspraken op bezwaar worden vernietigd, en de inspecteur wordt opgedragen om nieuwe beslissingen op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.