ECLI:NL:RBZWB:2024:3906

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 juni 2024
Publicatiedatum
10 juni 2024
Zaaknummer
BRE 23/2840 en 23/2841
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 juni 2024, beslist de rechtbank over de beroepen van belanghebbende tegen de bestreden uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 13 april 2023. De beroepen zijn gericht tegen navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2018 en 2019. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, maar doet uitspraak zonder zitting op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De inspecteur heeft aangegeven dat er ten onrechte een geautomatiseerde uitspraak op bezwaar is gedaan, omdat de behandeling van het bezwaar nog niet was afgerond. De inspecteur verzoekt de rechtbank om de beroepen gegrond te verklaren, de uitspraken op bezwaar te vernietigen en de zaak terug te wijzen. Tevens vraagt de inspecteur om vergoeding van het griffierecht en veroordeling van de proceskosten. Belanghebbende is het niet eens met de voorgestelde vergoeding van proceskosten en stelt dat hij recht heeft op een vergoeding van de werkelijke kosten van € 1.815,- per procedure.

De rechtbank oordeelt dat er sprake is van onzorgvuldig handelen en verklaart de beroepen kennelijk gegrond. De rechtbank wijst de verzoeken toe en kent belanghebbende een vergoeding van zijn proceskosten toe, die door de inspecteur moet worden betaald. De vergoeding is vastgesteld op € 875,-, omdat de rechtbank de twee beroepschriften als één proceshandeling beschouwt. De rechtbank wijst erop dat de inspecteur verplicht is het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 100,- te vergoeden.

De beslissing van de rechtbank houdt in dat de beroepen gegrond worden verklaard, de uitspraken op bezwaar worden vernietigd, en de inspecteur wordt opgedragen om nieuwe beslissingen op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 23/2840 en 23/2841

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 juni 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

(gemachtigde: [naam] ),
en

De inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over de beroepen van belanghebbende tegen de bestreden uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 13 april 2023. De beroepen zien op de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over de jaren 2018 en 2019 met aanslagnummers [BSN].H.87.01. en [BSN].H.97.01.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De inspecteur heeft aangegeven dat er ten onrechte (een geautomatiseerde) uitspraak op bezwaar is gedaan omdat de behandeling van het bezwaar nog niet was afgerond. De inspecteur concludeert en verzoekt de rechtbank om de beroepen gegrond te verklaren, de uitspraken op bezwaar te vernietigen en de zaak terug te wijzen. Ook ziet de inspecteur aanleiding voor vergoeding van het griffierecht en veroordeling van de proceskosten met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
3. Belanghebbende heeft enkel medegedeeld het niet eens te zijn met de voorgestelde vergoeding van proceskosten van de inspecteur. Belanghebbende is van mening dat er recht bestaat op een vergoeding van de werkelijke kosten van € 1.815,- per procedure. Door de voorbarige uitspraken op bezwaar was belanghebbende genoodzaakt om beroep in te stellen en is daardoor onnodig op kosten gejaagd.
4. Gelet op bovenstaande is er sprake van onzorgvuldig handelen en zal de rechtbank de beroepen kennelijk gegrond verklaren. De rechtbank zal de zaken terugwijzen.

Welk bedrag aan proceskosten moet de inspecteur aan belanghebbende vergoeden?

5. De rechtbank wijst de verzoeken als kennelijk gegrond toe. Belanghebbende krijgt een vergoeding van zijn proceskosten. De inspecteur moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt belanghebbende een vast bedrag per proceshandeling. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 875,-. De gemachtigde heeft twee beroepschriften ingediend. Gelet op de samenhang ziet de rechtbank aanleiding om de twee beroepschriften als één proceshandeling aan te merken. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 875,-. Voor een vergoeding van kosten in bezwaar is op dit moment geen plaats, nu opnieuw op bezwaar moet worden beslist.
5.1.
Voor een vergoeding van de werkelijk kosten ziet de rechtbank geen aanleiding. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen sprake van bijzondere omstandigheden die hiertoe aanleiding geven. Vast staat dat er sprake is van abusievelijk tot stand gekomen uitspraken op bezwaar, waarover nadat dat is gebleken tussen de inspecteur en de gemachtigde contact is geweest om dit te herstellen. Er kan dan niet worden gezegd dat de inspecteur tegen beter weten in toch een uitspraak heeft gedaan. Ook is niet aannemelijk geworden dat sprake is van verregaand onzorgvuldig handelen.
Krijgt belanghebbende een vergoeding van het griffierecht?
6. De rechtbank wijst erop dat de inspecteur verplicht is het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 100,- (tweemaal € 50,-) te vergoeden. [1] . Belanghebbende moet zich hiervoor dan ook tot de inspecteur wenden.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigd de uitspraken op bezwaar;
- draagt de inspecteur op een nieuwe beslissingen op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende voor een bedrag van € 875,-;
- bepaalt dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 100,- aan deze vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 10 juni 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.