ECLI:NL:RBZWB:2024:3904
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar WOZ-beschikking
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 juni 2024, wordt het beroep van belanghebbende B.V. tegen de beslissing van de heffingsambtenaar van de gemeente Oosterhout behandeld. Het beroep betreft de WOZ-beschikking voor een object in Oosterhout, waarbij de heffingsambtenaar het bezwaar van belanghebbende op 17 december 2021 niet-ontvankelijk verklaarde, omdat het bezwaar niet tijdig zou zijn ingediend. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar deze beslissing ten onrechte heeft genomen.
De rechtbank stelt vast dat de aanslag, gedateerd op 30 april 2019, op 23 april 2019 ter post is aangeboden. Het bezwaarschrift van belanghebbende, gedateerd op 28 april 2021, is op 3 mei 2021 ontvangen door de heffingsambtenaar. Belanghebbende betwist de ontvangst van de aanslag en stelt dat de heffingsambtenaar niet kan aantonen dat de aanslag op de juiste wijze is verzonden. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar geen deugdelijke verzendadministratie heeft overgelegd, waardoor niet kan worden vastgesteld dat de aanslag op de gestelde datum is verzonden.
De rechtbank vernietigt het besluit van de heffingsambtenaar en verklaart het beroep gegrond. De heffingsambtenaar wordt opgedragen om opnieuw op het bezwaar te beslissen, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens moet de heffingsambtenaar het griffierecht van € 360,- en een proceskostenvergoeding van € 437,50 aan belanghebbende vergoeden. Het verzoek om immateriële schadevergoeding wordt afgewezen, omdat de behandeling in eerste aanleg nog niet is geëindigd.