In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 april 2024 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de wijziging van de verblijfplaats van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De Stichting Jeugdbescherming West Zeeland, als gecertificeerde instelling, heeft verzocht om toestemming voor de wijziging van het verblijf van [minderjarige] naar een familie, met de noodzaak om dit verzoek zonder voorafgaand horen van de belanghebbenden te behandelen. Dit verzoek is gedaan op basis van artikel 1:336a van het Burgerlijk Wetboek (BW) en de kinderrechter heeft geoordeeld dat er dringende redenen zijn om deze spoedprocedure toe te passen.
De feiten van de zaak zijn dat het ouderlijk gezag van de moeder over [minderjarige] in 2015 is beëindigd en dat [minderjarige] sindsdien bij pleegouders verblijft. De pleegouders hebben echter geweigerd toestemming te geven voor de wijziging van de verblijfplaats, wat de GI heeft doen besluiten om de rechtbank om vervangende toestemming te vragen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de pleegouders de toestemming niet verlenen en dat er een noodsituatie is ontstaan, aangezien [minderjarige] recentelijk is weggelopen uit het pleeggezin en er zorgen zijn over haar welzijn.
De kinderrechter heeft geconcludeerd dat het in het belang van [minderjarige] is om haar verblijfplaats te wijzigen naar de familie [naam], waar zij kan blijven en haar stage kan voortzetten. De kinderrechter heeft de GI toestemming verleend voor deze wijziging, met de bepaling dat deze toestemming geldt voor de duur van twee weken, in afwachting van een verdere zitting waar de belanghebbenden hun mening kunnen geven. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ondanks het feit dat er nog een verdere behandeling van de zaak zal plaatsvinden.