In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 mei 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het stilstaan op een trottoir op het Omegaplein te Breda op 29 augustus 2022. Betrokkene heeft beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 3 mei 2024 was de officier van justitie vertegenwoordigd door mr. E.J.T. Berkeljon, terwijl betrokkene niet aanwezig was. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was aangetoond door de verklaring van de verbalisant. Betrokkene voerde aan dat de boete niet redelijk was gezien zijn omstandigheden, maar de kantonrechter oordeelde dat stilstaan op het trottoir nooit is toegestaan.
Desondanks heeft de kantonrechter geconstateerd dat de officier van justitie betrokkene niet in de gelegenheid heeft gesteld om gehoord te worden, wat in strijd is met de wet. Dit leidde tot de conclusie dat de beslissing van de officier van justitie vernietigd moest worden. De kantonrechter heeft het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond verklaard en de boete gematigd tot € 75,-, met terugbetaling van het teveel betaalde bedrag aan betrokkene. De uitspraak benadrukt het belang van het horen van de betrokkene in administratieve procedures.