ECLI:NL:RBZWB:2024:3829

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 mei 2024
Publicatiedatum
7 juni 2024
Zaaknummer
RK 24-003126
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift tot opheffing van conservatoir beslag in strafzaak

Op 28 mei 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan in een zaak waarin klager, geboren in 2005, een klaagschrift had ingediend tegen het conservatoire beslag op zijn snorfiets. Het beslag was gelegd in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar openlijke geweldpleging, waarbij klager betrokken zou zijn geweest. Klager, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. G. Demir, stelde dat het beslag onterecht was en dat hij de snorfiets nodig had voor dagelijks gebruik. De officier van justitie, mr. R. Jacobs, was van mening dat het beslag gehandhaafd moest blijven vanwege de mogelijkheid van een schadevergoedingsmaatregel die aan klager opgelegd zou kunnen worden.

De rechtbank overwoog dat het klaagschrift ontvankelijk was en dat het onderzoek in raadkamer summier van aard is. De rechtbank concludeerde dat er voldoende reden was om aan te nemen dat klager betrokken was bij een misdrijf waarvoor een geldboete van de vierde categorie kan worden opgelegd. De rechtbank oordeelde dat het niet hoogst onwaarschijnlijk was dat er een schadevergoedingsmaatregel zou volgen, gezien het letsel van de aangever. De waarde van de snorfiets, tussen de 500 en 800 euro, werd als niet disproportioneel beschouwd in relatie tot het beslag.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het klaagschrift ongegrond, waarmee het beslag op de snorfiets gehandhaafd bleef. De beslissing werd genomen door mr. R.J.H. de Brouwer, in aanwezigheid van griffier mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Breda
parketnummer : 02-033584-24
raadkamernummer : 24-003126
datum : 28 mei 2024
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het beklag op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[klager] ,
geboren op [geboortedag] 2005 te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. G. Demir, advocaat te Breda (Smederijstraat 2, 4814 DB Breda),
hierna te noemen: klager.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 9 november 2023 onder klager in het strafvorderlijk onderzoek tegen hem in beslag is genomen: een snorfiets van het merk Wlie Maple met [kenteken] (hierna: de snorfiets);
  • het klaagschrift ingevolge artikel 552a Sv, ingediend op 5 februari 2024 ter griffie van deze rechtbank;
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 14 mei 2024. Gehoord zijn de officier van justitie mr. R. Jacobs en mr. G. Demir als gemachtigd raadsman van klager.
Klager is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan de klager. Klager is verrast door de beslissing tot conservatoir beslag en de beheersbeslissing tot vervreemding van de snorfiets. Volgens Klager zal een eventuele vordering tot schadevergoeding mee moeten vallen. Klager acht het hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter een verplichting ex artikel 36f Sv oplegt die hij niet zou kunnen betalen. Klager is student maar hij heeft daarnaast een bijbaan waar hij inkomsten uit geniet. Daarnaast heeft hij een sterk netwerk dat hem steunt (familie en vrienden). Hij moet dan ook prima in staat worden geacht om een eventuele verplichting uit eigen middelen te betalen. Daarnaast is aangevoerd dat klager wordt bezwaard door voortduring van het beslag nu hij de snorfiets nodig heeft voor dagelijks gebruik. Uit het onderliggende strafdossier volgt dat het gaat om twee jonge jongens, waaronder klager, en een grote volwassen man, de aangever. Er is sprake van een woordenwisseling tussen aangever en de twee jongens, waarbij de aangever volgens een onafhankelijke getuige de confrontatie opzoekt. De jongens willen aangever op enig moment passeren. Eén van de jongens, de medeverdachte, krijgt dan een forse duw van aangever, waarna hij aangever een klap geeft. Klager komt dan terug om zijn vriend te helpen. Misschien is klager daarin te ver gegaan, maar de raadsman ziet in zijn handelen toch wel een noodweer(exces)verweer. Als dat verweer slaagt, dan volgt er ook geen oplegging van een schadevergoedingsmaatregel. Met dit verweer en de factor eigen schuld in gedachte acht de raadsman het hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, een schadevergoedingsmaatregel zal opleggen. Verder is er uit de feiten en omstandigheden geen enkele aanwijzing is dat klager een eventuele verplichting ex artikel 36f Sv niet zou kunnen voldoen. De snorfiets heeft een waarde van een bedrag tussen 500 en 800 euro. Klager is van mening dat het gelegde conservatoir beslag niet in overeenstemming is met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het beslag op de snorfiets gehandhaafd dient te blijven voor een mogelijk op te leggen schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Sv. Er bestaat voldoende vermoeden dat klager betrokken is geweest bij het plegen van een strafbaar feit, waarbij door het slachtoffer schade is geleden. Bij deze stand van zaken ziet de officier van justitie geen ruimte voor het opheffen van het conservatoire beslag. Daarnaast is er door klager tot op heden geen aanbod gedaan tot zekerheidstelling voor de snorfiets.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer een summier karakter heeft. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevraagd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het conservatoir beslag dat is gelegd op grond van artikel 94a Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad [1] moet de rechter, bij een artikel 94a, derde lid, Sv beslag onderzoeken:
(i) of ten tijde van de beslissing op het klaagschrift sprake van een redelijk vermoeden van schuld van een misdrijf waarvoor een geldboete van de vierde categorie kan worden opgelegd en
(ii) of zich het geval voordoet dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, aan de verdachte een schadevergoedingsmaatregel zal opleggen.
Klager wordt verdacht van openlijke geweldpleging. Daardoor is sprake van verdenking van een misdrijf waarvoor een geldboete van de vierde categorie kan worden opgelegd.
Anders dan de raadsman is de rechtbank bij een summiere toets van het eindproces-verbaal van oordeel dat het nog maar de vraag is een beroep op noodweer(exces) zal slagen bij de inhoudelijke behandeling van de strafzaak. Op basis van diezelfde summiere toets is de rechtbank van oordeel dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, aan verzoeker een schadevergoedingsmaatregel zal opleggen gelet op het letsel van aangever. Gelet op dat letsel en de door de raadsman zelf genoemde dagwaarde van de snorfiets van 500 tot 800 euro is het beslag niet disproportioneel. Die waarde ligt verder onder het maximumbedrag waarvoor de rechter-commissaris een machtiging heeft afgegeven. Bovendien heeft de officier van justitie terecht opgemerkt dat klager zekerheid kan stellen en uit de eigen stellingname van klager blijkt dat een dergelijke zekerheidsstelling geen probleem is voor hem. Klager kan daarmee beëindiging van het conservatoir beslag op de snorfiets bewerkstelligen op een manier die ook recht doet aan het belang van (het executeren van) een schadevergoedingsmaatregel. De rechtbank zal het klaagschrift dan ook ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 28 mei 2024 gegeven door mr. R.J.H. de Brouwer, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 mei 2024.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).