ECLI:NL:RBZWB:2024:3826

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 mei 2024
Publicatiedatum
7 juni 2024
Zaaknummer
RK 24-003163
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslaglegging en teruggave van inbeslaggenomen voertuig in strafzaak

Op 28 mei 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan in een zaak betreffende een klaagschrift op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Klaagster, de eigenaar van een Opel Corsa, had verzocht om opheffing van het beslag dat op haar voertuig was gelegd, omdat haar zoon zonder geldig rijbewijs had gereden. Klaagster was niet op de hoogte van de ongeldigverklaring van het rijbewijs van haar zoon en stelde dat zij de eigenaar was van de inbeslaggenomen auto. De officier van justitie gaf aan dat klaagster als rechthebbende kon worden aangemerkt, maar twijfelde of zij wist dat haar zoon de auto gebruikte zonder geldig rijbewijs. De rechtbank oordeelde dat klaagster niet hoefde te vermoeden dat haar zoon niet over een geldig rijbewijs beschikte op het moment van inbeslagname. De rechtbank verklaarde het klaagschrift gegrond en gelastte de teruggave van de Opel Corsa aan klaagster. Deze beslissing is genomen in het belang van de rechtszekerheid en de bescherming van de rechten van de rechthebbende.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Breda
parketnummer : 96-043548-24
raadkamernummer : 24-003163
datum : 28 mei 2024
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het beklag op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[klaagster] ,
geboren op [geboortedag] 1964,
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. G.J. Woodrow, advocaat te Tilburg (Tivolistraat 30, 5017 HR Tilburg),
hierna te noemen: klaagster.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 4 december 2023 onder de [zoon van klaagster] , in het strafvorderlijk onderzoek tegen [zoon van klaagster] in beslag is genomen: een Opel, type Corsa, [kenteken] (hierna: de Opel Corsa);
  • het klaagschrift ingevolge artikel 552a Sv, ingediend op 5 februari 2024 ter griffie van deze rechtbank;
  • de schriftelijke conclusie van het Openbaar Ministerie en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 14 mei 2024. Gehoord zijn de officier van justitie mr. R. Jacobs en mr. G.J. Woodrow als gemachtigd raadsman van klaagster.
Klaagster is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
De [belanghebbende] is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan de klaagster. Klaagster stelt eigenaar te zijn van de inbeslaggenomen Opel Corsa, wat ook blijkt uit de stukken met betrekking tot het kenteken. Daarnaast betaalt klaagster de verzekeringskosten en de wegenbelasting voor de Opel Corsa. Klaagster stelt zich op het standpunt dat zij niet op de hoogte was van het feit dat haar zoon op 4 december 2023 niet in het bezit was van een geldig rijbewijs. Op 11 oktober 2022 had haar zoon zijn rijbewijs opnieuw gehaald. Zij was er niet van op de hoogte dat haar zoon in januari 2023 opnieuw tegen de lamp was gelopen en dat het rijbewijs zijn geldigheid weer had verloren. Inmiddels beschikt haar zoon weer over een geldig rijbewijs.
De officier van justitie heeft zich in afwijking van de schriftelijke conclusie van het Openbaar Ministerie op het standpunt gesteld dat klaagster als rechthebbende van de Opel Corsa kan worden aangemerkt. Naar aanleiding van de nadere toelichting van de raadsman in raadkamer twijfelt de officier van justitie of klaagster wist dan wel moest vermoeden dat haar zoon gebruik maakte van de Opel Corsa terwijl zijn rijbewijs op dat moment ongeldig was. Zijns inziens dient in dit geval de beslissing in het voordeel van klaagster uit te vallen, zodat het klaagschrift gegrond kan worden verklaard.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
In deze doet zich het geval voor dat een ander dan degene tegen wie het strafvorderlijk onderzoek zich richt, stelt rechthebbende te zijn en zich beklaagt over de voortduring van het beslag en het uitblijven van een last tot teruggave. In een dergelijk geval zal de rechtbank bij de beoordeling tevens acht moeten slaan op het bepaalde in art. 33a, tweede lid aanhef en onder a, Sr, inhoudende dat voorwerpen die niet aan de veroordeelde toebehoren alleen verbeurd kunnen worden verklaard indien degene aan wie zij toebehoren bekend was met hun verkrijging door middel van het strafbare feit of met het gebruik of de bestemming in verband daarmede, dan wel die verkrijging, dat gebruik of die bestemming redelijkerwijs had kunnen vermoeden.
De rechtbank is van oordeel dat in voldoende mate is komen vast te staan dat klaagster als rechthebbende van de Opel Corsa kan worden aangemerkt. Op 4 december 2023 is de Opel Corsa van klaagster onder haar zoon inbeslaggenomen, omdat hij voor de zesde keer een auto had bestuurd zonder in het bezit te zijn van een geldig rijbewijs. Op 2 september 2022 is de zoon ook door de politie staande gehouden en is een ander voertuig - dat eveneens op naam van klaagster stond - in beslag genomen. Naar aanleiding hiervan heeft klaagster op 6 oktober 2022 een schriftelijke waarschuwing van de officier van justitie ontvangen dat zij er in de toekomst voor moest zorgen dat haar zoon geen gebruik meer zou kunnen maken van haar voertuigen. De rechtbank gaat uit van de toelichting van de raadsman in raadkamer dat de zoon van klaagster op 11 oktober 2022 opnieuw zijn rijbewijs had gehaald en dat klaagster niet bekend was dat het rijbewijs van haar zoon daarna opnieuw zijn geldigheid had verloren. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat klaagster op de dag van de inbeslagname van de Opel Corsa niet hoefde te vermoeden dat haar zoon op dat moment niet over een geldig rijbewijs beschikte. De rechtbank acht het daarom hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van de step zal bevelen.
De rechtbank zal het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag dan ook gegrond verklaren en de teruggave van de Opel Corsa aan klaagster gelasten.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart het klaagschrift gegrond en gelast de teruggave van de Opel, type Corsa, [kenteken] aan klaagster.
Deze beslissing is op 28 mei 2024 gegeven door mr. R.J.H. de Brouwer, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 mei 2024.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).