ECLI:NL:RBZWB:2024:3813

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 juni 2024
Publicatiedatum
7 juni 2024
Zaaknummer
23/9171 tot en met 23/9173
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van aanslagen vennootschapsbelasting en verliesverrekening door de rechtbank

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 7 juni 2024, worden de beroepen van belanghebbende, een BV, tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan belanghebbende aanslagen vennootschapsbelasting (Vpb) opgelegd voor de jaren 2016, 2017 en 2018, waarbij ook belastingrente en dividendbelasting in rekening waren gebracht of verrekend. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslagen, maar de inspecteur verklaarde deze bezwaren ongegrond.

De rechtbank behandelt de beroepen en onderzoekt of de aanslagen naar de juiste hoogte zijn vastgesteld. Belanghebbende stelt dat zij beschikt over meer voor verrekening in aanmerking komende verliezen dan de inspecteur heeft erkend. De rechtbank oordeelt dat belanghebbende niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat de inspecteur ten onrechte een te lage verliesverrekening heeft gehanteerd. De rechtbank wijst erop dat het aan belanghebbende is om aannemelijk te maken dat haar belastbaar bedrag moet worden verlaagd in verband met de verrekening van verliezen.

Daarnaast verwerpt de rechtbank de stelling van belanghebbende dat zij op basis van een eerdere mededeling van de inspecteur vertrouwen mocht ontlenen dat zij over een bepaald bedrag aan verliezen in de toekomst mag verrekenen. De rechtbank concludeert dat de inspecteur voldoende inzicht heeft gegeven in de verrekening van de verliezen en dat het motiveringsbeginsel niet is geschonden. Uiteindelijk verklaart de rechtbank de beroepen ongegrond, wat betekent dat belanghebbende geen griffierecht terugkrijgt en ook geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 23/9171 tot en met 23/9173

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 juni 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] BV, gevestigd te [plaats] , belanghebbende,

(gemachtigde: mr. drs. C.B.A. Spil RMC),
en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 14 juli 2023.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende over het jaar 2016 een aanslag vennootschapsbelasting (Vpb) opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 58.209. Gelijktijdig met de vaststelling van de aanslag heeft de inspecteur € 1.183 belastingrente in rekening gebracht en € 4.493 dividendbelasting verrekend.
1.2.
De inspecteur heeft aan belanghebbende over het jaar 2017 een aanslag Vpb opgelegd naar een belastbaar bedrag van negatief € 14.675. Gelijktijdig met de vaststelling van de aanslag heeft de inspecteur € 326 belastingrente vergoed, € 4.231 dividendbelasting verrekend en een beschikking vaststelling verlies naar een bedrag van € 14.675 gegeven.
1.3.
De inspecteur heeft aan belanghebbende over het jaar 2018 een aanslag Vpb opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 191.351. Gelijktijdig met de vaststelling van de aanslag heeft de inspecteur € 2.620 belastingrente in rekening gebracht en € 12.216 dividendbelasting verrekend.
1.4.
De inspecteur heeft de bezwaren van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.5.
De rechtbank heeft de beroepen op 26 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van belanghebbende deelgenomen. Namens de inspecteur hebben deelgenomen: mr. [inspecteur 1] , mr. drs. [inspecteur 2] en mr. drs. [inspecteur 3] .

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de aanslagen naar de juiste hoogte zijn vastgesteld. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
3. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de aanslagen naar de juiste hoogte vastgesteld
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

3.1.
Belanghebbende heeft in de periode 1995-2018 in diverse jaren verliezen geleden.
3.2.
Belanghebbende en de inspecteur hebben een compromis gesloten over de aanslagregeling over de jaren 2005 tot en met 2013.
3.3.
Met dagtekening 17 mei 2014 heeft de inspecteur een verminderingsbeschikking Vpb over het jaar 2007 gegeven (de verminderingsbeschikking). De verminderingsbeschikking deelt een verliesstand van € 323.580 mede (de mededeling).

Motivering

Beschikt belanghebbende over meer voor verrekening in aanmerking komende verliezen dan waar de inspecteur rekening mee houdt?
4. Belanghebbende stelt te beschikken over meer voor verrekening vatbare verliezen dan waar de inspecteur bij de aanslagregeling rekening mee heeft gehouden. Zij verwijst daarbij naar de in de verminderingsbeschikking medegedeelde verliesstand. De inspecteur heeft gemotiveerd betwist dat belanghebbende beschikt over meer voor verrekening vatbare verliezen en heeft een chronologisch verloop van verliesverrekening opgesomd.
4.1.
De rechtbank overweegt als volgt. Indien de berekening van de belastbare winst of van het Nederlandse inkomen leidt tot een negatief bedrag, dan wordt dit aangemerkt als een verlies. [1] Een verlies wordt verrekend met de belastbare winsten, onderscheidenlijk de Nederlandse inkomens, van het voorafgaande jaar en de negen volgende jaren, mits het verlies door de inspecteur is vastgesteld bij voor bezwaar vatbare beschikking. [2]
4.2.
Op belanghebbende rust de last om aannemelijk te maken dat haar belastbaar bedrag moet worden verlaagd in verband met verrekening van verliezen. [3] Daarbij is vereist dat sprake is van een beschikking vaststelling verrekenbare verliezen. [4]
De rechtbank overweegt dat belanghebbende geen beschikking vaststelling verrekenbare verliezen heeft overgelegd waaruit valt op te maken dat zij beschikt over meer voor verrekening vatbare verliezen dan waarmee de inspecteur reeds rekening heeft gehouden. Ook heeft belanghebbende geen andere bewijzen overgelegd waaruit blijkt dat de inspecteur ten onrechte over de betreffende jaren een te lage verliesverrekening heeft gehanteerd. Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het betoog van belanghebbende dan ook niet.
Beschikt belanghebbende over meer voor verrekening in aanmerking komende verliezen dan waar de inspecteur rekening mee houdt op grond van het vertrouwensbeginsel?
5. De stelling van belanghebbende dat zij aan de mededeling van 17 mei 2014 het vertrouwen mocht ontlenen dat zij over € 323.580 aan verliezen in de toekomst mag verrekenen verwerpt de rechtbank, reeds omdat de inspecteur met het chronologisch overzicht voldoende inzichtelijk heeft gemaakt dat de genoemde verliezen feitelijk zijn verrekend na de mededeling.
Heeft de inspecteur het motiveringsbeginsel geschonden?
6. Belanghebbende stelt dat de mededeling door de inspecteur onvoldoende is gemotiveerd. Omdat de mededeling geen besluit is, hetgeen ook op het aanslagbiljet staat, is het motiveringsbeginsel naar het oordeel van de rechtbank niet geschonden.

Conclusie en gevolgen

7. De beroepen zijn ongegrond. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H. Bogert, rechter, in aanwezigheid van mr. F.A.J.M. Wouters, griffier, op 7 juni 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Artikel 20, eerste lid, Wet Vpb (tekst 2016 tot en met 2018).
2.Artikel 20, tweede lid, Wet Vpb (tekst 2016 tot en met 2018).
3.Gerechtshof ’s-Gravenhage 20 november 2001, ECLI:NL:GHSGR:2001:AV5716,
4.Hoge Raad 18 oktober 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE3222, r.o. 3.5.