ECLI:NL:RBZWB:2024:3780

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 mei 2024
Publicatiedatum
6 juni 2024
Zaaknummer
10920762 \ MB VERZ 24-129
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete met gedeeltelijke matiging wegens schending hoorplicht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 mei 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een boete ontvangen voor het parkeren van een voertuig op een verboden plek, specifiek op het Brouwhuisplein te Breda, op 29 september 2022. De betrokkene stelde in zijn beroepschrift dat het verkeersbord dat het parkeerverbod aangaf, niet op de juiste locatie was geplaatst, maar op de Ceresstraat. Hij verzocht om bewijs dat het bord ook daadwerkelijk op het Brouwhuisplein stond.

De officier van justitie, vertegenwoordigd door mr. E.J.T. Berkeljon, verklaarde het beroep ongegrond en stelde dat de bebording niet in elke straat aanwezig hoeft te zijn, aangezien het om een zone gaat. De kantonrechter oordeelde echter dat er sprake was van een schending van de hoorplicht, omdat de betrokkene niet in de gelegenheid was gesteld om gehoord te worden door de officier van justitie. Dit leidde tot de conclusie dat de beslissing van de officier van justitie vernietigd moest worden.

De kantonrechter oordeelde dat de boete terecht was opgelegd, maar matigde deze met 25% vanwege de schending van de hoorplicht. De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd, en het bedrag dat de betrokkene te veel had betaald, moest door de officier van justitie worden terugbetaald. De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van de hoorplicht in administratieve procedures.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer.: 10920762 \ MB VERZ 24-129
CJIB-nummer: 1062 5422 5338 9959
uitspraakdatum: 17 mei 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
[adres]
[plaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 17 mei 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. E.J.T. Berkeljon (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: een voertuig parkeren waar dat niet mag (bord E1, parkeerverbod(szone)) op 29 september 2022 op het Brouwhuisplein te Breda.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat het bord E1 op de foto in de bijlage niet is geplaatst op het Brouwhuisplein, waar betrokkene geparkeerd stond, maar op de Ceresstraat. Betrokkene verzoekt bewijs dat het bord ook op het Brouwhuisplein staat.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep inhoudelijk ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Betrokkene geeft aan dat de borden niet aanwezig waren op het plein waar hij geparkeerd stond. Het gaat om een zone. Zoneborden staan bij de ingangswegen naar de zone toe. Daarom hoeven de borden niet in iedere straat te staan. De zittingsvertegenwoordiger twijfelt niet aan de aanwezigheid van de bebording.
Er is echter sprake van een schending van de hoorplicht, waardoor de zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep deels gegrond te verklaren en de boete te matigen met 25%.

Overwegingen

Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Het gaat hier om overtreding van een parkeerverbod in een parkeerverbodszone. Volgens vaste rechtspraak geldt voor gedragingen binnen zo’n zone dat slechts behoeft te worden vastgesteld dat deugdelijke bebording aanwezig was op de toegangsweg die de bestuurder heeft gevolgd. Daartoe moet de betrokkene aangeven welke route de bestuurder heeft gevolgd om zijn bestemming te bereiken (zie ECLI:NL:GHARL:2020:1803, overweging 8). Betrokkene heeft geen gevolgde route aangegeven, zodat de officier van justitie geen nader onderzoek behoefde te doen naar de aanwezigheid van de bebording. Overigens blijkt uit de foto’s in het dossier wel dat de bebording ter plaatse (Ceresstraat) aanwezig was.
Daarnaast mocht in deze zone alleen in de vakken geparkeerd worden met een vergunning of tegen betaling. Betrokkene stond niet in een parkeervak.
De boete is dus terecht opgelegd.
Schending hoorplicht
Betrokkene heeft, zonder tussenkomst van een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep.
Het beroep tegen die beslissing is om die reden gegrond.
De kantonrechter ziet verder reden de boete te matigen met 25%, omdat sprake is van een structurele schending van de hoorplicht (zie het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2022:9934).
Het beroep is gelet op de matiging gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep gegrond en vernietigt die beslissing;
  • verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond en wijzigt de inleidende beschikking in zoverre dat het bedrag van de boete wordt gewijzigd in
€ 75,00, plus € 9,- administratiekosten;
- draagt de officier van justitie op het bedrag van € 25,00, dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.W.M. Speekenbrink, kantonrechter, bijgestaan door de griffier mr. S.E. van Wijk, en in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing , dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 90008, 4800 PA Breda Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: