ECLI:NL:RBZWB:2024:361

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 januari 2024
Publicatiedatum
25 januari 2024
Zaaknummer
AWB- 23_9459
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure tegen Belastingdienst/Toeslagen

In deze zaak heeft verzoekster, vertegenwoordigd door mr. L.L. Ross, de Belastingdienst/Toeslagen in gebreke gesteld omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag voor aanvullende werkelijke schadevergoeding van 23 september 2021. Verzoekster heeft op 31 augustus 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de Belastingdienst. Na een beschikking van 14 september 2023, waarin de Belastingdienst alsnog op de aanvraag heeft beslist, heeft verzoekster haar beroep ingetrokken, maar verzocht om een proceskostenveroordeling.

De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenveroordeling beoordeeld en vastgesteld dat de Belastingdienst tegemoet is gekomen aan verzoekster door alsnog te beslissen op haar aanvraag. De rechtbank heeft geoordeeld dat verzoekster recht heeft op vergoeding van haar proceskosten, omdat de Belastingdienst niet tijdig heeft beslist. De rechtbank heeft de proceskostenvergoeding vastgesteld op € 437,50, naast een vergoeding van € 50,- voor het griffierecht.

De uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders op 22 januari 2024 en is openbaar gemaakt. De rechtbank heeft de Belastingdienst veroordeeld tot betaling van de genoemde bedragen aan verzoekster. Partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/9459

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 januari 2024 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [plaats] , verzoekster,

(gemachtigde: mr. L.L. Ross),
en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder.

Inleiding

1. Verzoekster heeft verweerder op 7 juli 2023 in gebreke gesteld omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op het verzoek (de aanvraag) van verzoekster om aanvullende werkelijke schadevergoeding van 23 september 2021.In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoekster om een veroordeling van verweerder in de proceskosten.
1.1.
Vervolgens heeft verzoekster op 31 augustus 2023 beroep ingesteld tegen het niet op tijd beslissen door verweerder.
1.2.
Met de beschikking aanvullende werkelijke schadevergoeding na advies van de Commissie Werkelijke Schade van 14 september 2023 heeft verweerder beslist op de aanvraag van verzoekster van 23 september 2021. Naar aanleiding hiervan heeft verzoekster het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordeling in de proceskosten.
1.3.
Verweerder heeft in zijn verweerschrift van 29 september 2023 aan de rechtbank meegedeeld dat hij van mening is dat verzoekster het beroep tegen het niet op tijd beslissen door verweerder terecht heeft ingesteld en dat hij akkoord gaat met terugbetaling van het griffierecht en een proceskostenvergoeding.
1.4.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Is verweerder aan verzoekster tegemoetgekomen?
4. De rechtbank moet dus beoordelen of verweerder geheel of gedeeltelijk aan verzoekster is tegemoetgekomen.
4.1.
Op 31 augustus 2023 heeft verzoekster beroep ingesteld tegen het niet op tijd beslissen op haar aanvraag van 23 september 2021. Verweerder heeft op 14 september 2023 alsnog beslist op de aanvraag van verzoekster. Hiermee is verweerder tegemoetgekomen aan het beroep van verzoekster.
Welk bedrag aan proceskosten moet verweerder aan verzoekster vergoeden?
5. De rechtbank wijst het verzoek als kennelijk gegrond toe. Verweerder moet het griffierecht aan verzoekster vergoeden [3] en verzoekster krijgt een vergoeding van haar proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 437,50 omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en de zaak alleen ging over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. De rechtbank ziet, anders dan de rechtbank Midden-Nederland, [4] geen aanleiding om in afwijking van de hoogste bestuursrechters [5] een lagere wegingsfactor (0,25 in plaats van 0,5), zoals verzocht door verweerder, toe te passen.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 50,- aan griffierecht en € 437,50 aan proceskosten aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. M.R. Jouvenaar, griffier, op 22 januari 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3.Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.
4.Uitspraak van 4 september 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:4482.
5.Uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 26 juli 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:2288 en de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3209 waarin uit de toegekende proceskostenvergoeding blijkt dat een wegingsfactor van 0,5 is toegepast.