ECLI:NL:RBZWB:2024:3582

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 mei 2024
Publicatiedatum
31 mei 2024
Zaaknummer
C/02/367340 / HA ZA 20-1
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Hermans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van overeenkomst tot koop, montage en inbedrijfstelling van een digestaatverwerkingsinstallatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 mei 2024 een eindvonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen Frese Biogas GmbH & Co KG en Circular Values BV en Turbin BV. De rechtbank heeft geoordeeld dat de overeenkomst tot koop, montage en inbedrijfstelling van een digestaatverwerkingsinstallatie ontbonden kan worden. De kern van het geschil was of er sprake was van een wezenlijke tekortkoming door CV Turbin in de nakoming van de overeenkomst, die Frese het recht gaf de overeenkomst te ontbinden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de installatie niet succesvol in bedrijf kon worden gesteld, wat leidde tot de conclusie dat er een wezenlijke tekortkoming was. De rechtbank heeft ook overwogen dat Frese niet verantwoordelijk was voor het falen van de inbedrijfstelling, aangezien de installatie in originele staat ook niet had kunnen functioneren. De rechtbank heeft de vordering van Frese tot terugbetaling van € 267.120,00 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 5 december 2018. De vorderingen van CV Turbin in reconventie zijn afgewezen, en CV Turbin is veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Civiel recht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/367340 / HA ZA 20-1
Vonnis van 29 mei 2024
in de zaak van
de vennootschap naar buitenlands recht
FRESE BIOGAS GMBH & CO KG,
gevestigd te Medebach, Duitsland,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. R.J. Leijssen te Enschede,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CIRCULAR VALUES BV,
gevestigd te Tilburg,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TURBIN BV,
gevestigd te Rijen, gemeente Gilze en Rijen,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
advocaat mr. A.C.P.M. van Dun te Tilburg.
Eiseres in conventie, verweerster in reconventie, zal hierna Frese worden genoemd. Gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie zullen hierna respectievelijk CV en Turbin worden genoemd en gezamenlijk worden aangeduid als CV Turbin.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
– het tussenvonnis van 4 mei 2022 en de daarin genoemde stukken,
– het deskundigenbericht van 22 februari 2023,
– de conclusie na deskundigenbericht zijdens CV Turbin van 3 mei 2023,
– de conclusie uitlating deskundigenbericht tevens houdende wijziging/vermindering van eis zijdens Frese van 22 augustus 2023,
– de akte uitlating zijdens Frese van 27 september 2023,
– de akte zijdens CV Turbin van 11 oktober 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
in conventie
Inleiding
2.1.
Bij de verdere beoordeling van het geschil in conventie bouwt de rechtbank voort op hetgeen in haar eerdere tussenvonnissen is overwogen. De rechtbank blijft bij deze overwegingen.
2.2.
De kern van het geschil in conventie is de vraag of sprake is van een wezenlijke tekortkoming door CV Turbin in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst (tot koop, montage en inbedrijfstelling van de digestaatverwerkingsinstallatie), die Frese het recht geeft de overeenkomst te ontbinden.
2.3.
In het tussenvonnis van 4 augustus 2021 is overwogen dat er geen sprake is geweest van een (succesvolle) inbedrijfstelling waarbij met de installatie een ontwatering van 50% kon worden behaald. Ook de door de rechtbank benoemde deskundige bevestigt dat de installatie niet de overeengekomen en gegarandeerde ontwatering van 50% op stabiele wijze kon realiseren. Dat betekent dat er sprake is van een tekortkoming. De vraag die vervolgens beantwoord moet worden is of Frese zelf een succesvolle inbedrijfstelling heeft verhinderd. CV Turbin stelt namelijk dat het aan Frese zelf te wijten is dat het niet tot een succesvolle inbedrijfstelling is gekomen, omdat Frese niet het juiste digestaat heeft aangeleverd en/of zelf de installatie heeft veranderd. Gelet op artikel 80 van het Weens Koopverdrag, kan Frese zich niet op een tekortkoming van CV Turbin beroepen en geen ontbinding vorderden, aldus CV Turbin. Om deze stelling te kunnen beoordelen, heeft de rechtbank een aantal vragen aan de deskundige gesteld.
Heeft Frese een succesvolle inbedrijfstelling van de installatie verhinderd door zelf geen juist digestaat aan te leveren?
2.4.
De garantie voor het behalen van de 50% ontwateringscapaciteit is door CV Turbin afgegeven indien het ingangsmateriaal van de installatie (het door Frese vanaf haar eigen Fan separator aan te leveren digestaat) minder dan 4% vaste delen bevat. Volgens CV Turbin is de inbedrijfstelling verhinderd doordat het digestaat van Frese niet aan die gestelde voorwaarde bleek te voldoen.
2.5.
Aan de deskundige is (onder 1 sub a) gevraagd om te beoordelen in hoeverre de inbedrijfstelling van de installatie verhinderd is doordat het door Frese vanaf haar eigen Fan separator aan te leveren digestaat niet bleek te voldoen aan de daaraan gestelde voorwaarden. De deskundige geeft aan op basis van de beschikbare informatie niet in staat te zijn te beoordelen in welke mate de capaciteit van de installatie wordt beperkt door te hoge vaste delen in het ingangsmateriaal van Frese. De deskundige stelt vast dat nooit op voorhand door middel van een meting of analyse is vastgesteld of het behalen van de door CV Turbin gestelde voorwaarde (minder dan 4% vaste delen) mogelijk was. Het is gebruikelijk dat CV Turbin dit als leverancier in het ontwerp- en selectieproces doet. Ook is het volgens de deskundige gebruikelijk dat CV Turbin het voortouw neemt met dergelijke testen zodat Frese als opdrachtgever op basis van de testresultaten op voorhand een afweging kan maken of zij in staat is deze specificatie te behalen. Omdat digestaat een inhomogeen materiaal is, waarbij het gehalte zwevende stof sterk kan variëren, hadden 5 a 10 monsters van de dunne fractie digestaat ná de Fan separator geanalyseerd moeten worden, aldus de deskundige. Dat is niet gebeurd. Er is slechts één analyseresultaat aangetroffen van het ingangsmateriaal van Frese voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst, maar dit is een monster van het onbewerkte (ruwe) digestaat dat genomen is vóór de Fan separator. Daaruit valt niet af te leiden wat de waardes zijn ná de Fan separator. De deskundige noemt het een tekortkoming in het voortraject dat er geen meervoud aan analyses zijn uitgevoerd die het gehalte totaal zwevende stof ná de Fan separator aantonen, aangezien dat het ingangsmateriaal is van de installatie. Onder andere aan de hand van dergelijke analyses had de verdere engineering van de installatie gedaan moeten worden. Ook de drie monsters die in april 2019 tijdens de inbedrijfsstelling op drie verschillende plekken in het proces zijn genomen, zijn niet representatief. Alleen het monster dat genomen is na de Fan separator is relevant. De analyse van dit monster ziet echter enkel op het gehalte organische stof terwijl het totaal gehalte zwevende stof bepaald had moeten worden. Ook op basis van deze analyse is dus niet vast te stellen of het ingangsmateriaal van Frese voldoet aan de voorwaarde van maximaal 4% vaste delen. De deskundige acht het wel aannemelijk dat de Fan separator van Frese in staat is om een digestaat met 4% of minder vaste delen te produceren. Maar ook als het digestaat van Frese voldoet aan die voorwaarde, kan de door CV Turbin ontworpen installatie volgens de deskundige niet het gegarandeerde ontwateringsresultaat van 50% behalen. De Liqoscrew, diskfilter en kaarsenfilter (de voorbewerking van de installatie) moeten voldoende vaste delen (zwevende stof) verwijderen uit het ingangsmateriaal om de RO installatie met de gegarandeerde capaciteit te kunnen laten functioneren. De RO installatie is geschikt voor de verwerking van digestaat en kan de 50% ontwateringscapaciteit behalen, nadrukkelijk mits de ingaande stroom een voldoende laag gehalte zwevende stof bevat, typisch lager dan 0,7 %, maar hoe lager hoe beter. De deskundige acht het niet aannemelijk dat de Liqoscrew, diskfilter en kaarsenfilter in staat zijn om een gehalte zwevende stof van 4% te verlagen tot kleiner dan 0,7% en acht de installatie dus technisch gezien niet in staat om de 50% ontwateringscapaciteit te behalen.
2.6.
Op grond van de hoofdregel van bewijslastverdeling in artikel 150 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv) draagt CV Turbin de bewijslast van de stelling dat Frese de inbedrijfstelling heeft verhinderd doordat haar digestaat niet minder dan 4% vaste delen zou bevatten. Bij die bewijslast hoort ook het bewijsrisico. Wanneer het bewijs niet wordt geleverd, en dus niet (of niet met voldoende zekerheid) komt vast te staan wat er is gebeurd, kan het verweer dat daarop gebaseerd is niet worden gehonoreerd. Dat is het bewijsrisico dat degene die de bewijslast heeft draagt. Of het digestaat van Frese minder dan 4% vaste delen bevatte, heeft de deskundige niet kunnen beoordelen door een gebrek aan informatie, meer in het bijzonder door een gebrek aan goede monsters in de precontractuele fase. Daar komt bij dat de deskundige het niet aannemelijk acht dat de door CV Turbin ontworpen voorbewerking van de installatie een digestaat met minder dan 4% vaste delen terug kan brengen tot maximaal 0,7% vaste delen die de RO-installatie aankan om tot een waterreductie van 50% te kunnen komen. Het ontwerp van CV Turbin heeft volgens de deskundige nooit kunnen functioneren wegens gebrek aan een functionele voorbewerking van het digestaat, terwijl deze voorbewerking cruciaal is voor het functioneren van de gehele installatie. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan deze bevindingen van de deskundige te twijfelen. Ook als het digestaat van Frese minder dan 4% vaste delen zou bevatten, wat de deskundige niet heeft kunnen vaststellen, moet er dus van uit worden gegaan dat een succesvolle inbedrijfstelling niet mogelijk was geweest. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat het niet aan (het ingangsmateriaal van) Frese te wijten is dat het niet tot een inbedrijfstelling van de installatie is gekomen waarbij op stabiele wijze een ontwatering van 50% kon worden behaald. Dat betekent dat het bewijs niet is geleverd.
Heeft Frese de inbedrijfstelling verhinderd door de installatie zelf te veranderen?
2.7.
Vervolgens dient te worden beoordeeld of het aan de door Frese doorgevoerde veranderingen valt te wijten dat het niet tot een inbedrijfstelling van de installatie is gekomen waarbij een ontwatering van 50% kon worden behaald.
2.8.
De deskundige heeft vastgesteld en bevestigd dat Frese de veranderingen aan de installatie heeft doorgevoerd zoals die door CV Turbin tijdens het bedrijfsbezoek op 2 april 2019 zijn geconstateerd. De deskundige geeft aan dat deze wijzigingen tegen significante kosten ongedaan kunnen worden gemaakt, maar dat dit zinloos is omdat reeds gebleken is dat het ontwerp van de installatie praktisch niet heeft kunnen functioneren. Met het ongedaan maken van de wijzigingen is de oorzaak van het niet functioneren van de installatie niet aangepakt. Van de voorbehandeling van het digestaat om deze geschikt te maken voor de RO installatie is in het ontwerp van CV Turbin namelijk niet voldoende gebleken, aldus de deskundige. Door middel van het analyseren en testen van verschillende monsters dunne factie uit de Fan separator had een adequate (voor)scheidingstechniek geselecteerd moeten worden om voldoende zwevende stof uit het digestaat te kunnen verwijderen. Uit het deskundigenrapport volgt dat dit niet is gebeurd en dat onduidelijk is waarom CV Turbin gekozen heeft voor de Liqoscrew techniek. De deskundige concludeert dat de Liqoscrew en het diskfilter tot nu toe niet hebben bewezen dusdanig te functioneren dat de vaste delen voldoende verwijderd worden om de installatie met de beloofde capaciteit te laten functioneren en dat deze technieken ook niet gangbaar en logisch zijn voor de voorscheiding van digestaat. Juist gezien de hoge mate van overeenkomst tussen de werkingswijze van de Fan separator van Frese en de Liqoscrew en de aanzienlijke kans dat vlokken door de Liqoscrew beschadigd raken met een te hoog zwevende stof gehalte tot gevolg, had op voorhand het functioneren van de Liqoscrew goed getest moeten worden. Ook dat is niet gebeurd, aldus de deskundige.
2.9.
De rechtbank is met de deskundige van oordeel dat het niet aan de door Frese doorgevoerde veranderingen te wijten is dat het niet tot een inbedrijfstelling van de installatie is gekomen waarbij een ontwatering van 50% kon worden behaald. Uit het deskundigenrapport volgt immers dat de installatie technisch gezien ook in originele staat niet had kunnen functioneren met het beoogde resultaat. Ook het tweede verweer van CV Turbin faalt.
Is er sprake van een wezenlijke tekortkoming?
2.10.
Artikel 25 Weens Koopverdrag omschrijft wanneer van een wezenlijke tekortkoming sprake is. Dat is het geval wanneer de tekortkoming leidt tot zodanige schade voor de andere partij, dat haar in aanmerkelijke mate wordt onthouden wat zij uit hoofde van de overeenkomst mag verwachten. Deze schade moet voor de tekortschietende partij redelijkerwijs voorzienbaar zijn. In het licht van (in ieder geval) deze bepaling zal moeten worden beoordeeld of sprake is van een wezenlijke tekortkoming die de ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigt.
2.11.
Hiervoor is al overwogen dat de door Frese aangebrachte wijzigingen een succesvolle inbedrijfstelling niet hebben verhinderd. Die wijzigingen zijn wel relevant bij de beoordeling van de vraag of de tekortkoming al dan niet wezenlijk is. Voor beantwoording van die vraag is namelijk van belang in hoeverre het nog mogelijk moet worden geacht de installatie alsnog in bedrijf te stellen. Als de tekortkoming (het niet succesvol in bedrijf kunnen stellen van de installatie) kan worden hersteld, is er immers geen sprake van een wezenlijke tekortkoming.
2.12.
De deskundige stelt vast dat de installatie in zijn huidige staat niet in bedrijf kan worden gesteld met als doel om 50% ontwatering te realiseren. Technisch gezien kunnen de door Frese aangebrachte wijzigingen ongedaan worden gemaakt en kan de installatie weer worden omgebouwd naar het originele ontwerp van CV Turbin, maar dat acht de deskundige zinloos. Aangezien het originele ontwerp van CV Turbin niet heeft kunnen functioneren, is het ongedaan maken van de door Frese aangebrachte wijzigingen onvoldoende om de installatie in bedrijf te kunnen stellen. Daartoe zijn ingrijpende aanpassingen in het ontwerp nodig. Door het uitvoeren van de nodige analyses op het digestaat uit de Fan separator, het testen met coagulant, scheidingstechnieken en investeringen in adequate (voor)scheidingstechnieken kan de installatie met aanpassingen weer in bedrijf worden gesteld. Dat vergt aanzienlijke investeringen die de deskundige raamt op zo’n € 380.000,00.
2.13.
Om de installatie alsnog in bedrijf te kunnen stellen zoals beoogd, zijn volgens de deskundige dus aanzienlijke wijzigingen in (onder andere) de door CV Turbin ontworpen voorbehandelingstechniek nodig. Als gekeken wordt naar de daartoe noodzakelijke investeringen, ook als zou worden uitgegaan van de lagere investeringen die CV Turbin in haar conclusie noemt, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een wezenlijke tekortkoming. Doordat de installatie niet zonder redelijke investeringen in bedrijf kan worden gesteld, is Frese in belangrijke mate onthouden wat zij uit hoofde van de overeenkomst mocht verwachten, namelijk een gegarandeerd resultaat van 50% ontwatering. CV Turbin heeft nog aangevoerd dat de tekortkoming niet wezenlijk is omdat enkel de voorbehandelingstechniek moet worden aangepast. De rechtbank volgt haar ook daarin niet aangezien de voorbehandeling een wezenlijk en cruciaal onderdeel van de installatie is.
Ontbinding
2.14.
Nu de installatie niet succesvol in bedrijf is gesteld en dit een wezenlijke tekortkoming oplevert, kan de overeenkomst in beginsel op grond van artikel 49 Weens Koopverdrag ontbonden worden.
2.15.
CV Turbin heeft echter een beroep gedaan op artikel 82 lid 1 Weens Koopverdrag. Op grond van dat artikel verliest Frese als koper het recht de overeenkomst ontbonden te verklaren, indien het haar onmogelijk is de zaken goeddeels in dezelfde staat terug te geven als waarin zij deze heeft ontvangen. CV Turbin stelt dat Frese de installatie in zeer verreikende mate heeft aangepast en daarmee heeft vernield, waardoor de installatie niet meer goeddeels in dezelfde staat kan worden teruggegeven. De installatie is door de wijzigingen, zeker gelet op de door de deskundige begrootte kosten om deze ongedaan te maken, waardeloos en onverkoopbaar geworden, aldus CV Turbin.
2.16.
De rechtbank leidt uit het deskundigenbericht af dat de installatie, als gevolg van de daaraan door Frese aangebrachte wijzigingen, inderdaad niet goeddeels in dezelfde staat kan worden teruggeven. Frese stelt dat die wijzigingen met medeweten en toestemming van CV Turbin zijn doorgevoerd, zodat het aanbrengen van die wijzigingen niet aan haar kan worden tegengeworpen. CV Turbin betwist gemotiveerd dat de wijzigingen met haar medeweten en toestemming zijn doorgevoerd. De rechtbank is van oordeel dat in het midden kan blijven of die wijzigingen al dan niet met toestemming van CV Turbin zijn aangebracht. Ook als de wijzigingen zonder toestemming van CV Turbin zijn doorgevoerd, is het recht om de overeenkomst ontbonden te laten verklaren niet verloren gegaan. Onder omstandigheden kunnen de beginselen van goede trouw als bedoeld in artikel 7 lid 1 Weens Koopverdrag namelijk mee brengen dat er toch kan worden ontbonden, ook al kunnen de geleverde non-conforme zaken niet meer in ongewijzigde staat worden teruggegeven. Die situatie doet zich hier voor. Op grond van het deskundigenbericht staat namelijk vast dat de geleverde installatie ook in originele staat niet het gegarandeerde ontwateringsresultaat van 50% had kunnen behalen. Onder deze omstandigheden staat de onmogelijkheid om de installatie in goeddeels dezelfde staat terug te leveren niet aan een ontbinding in de weg. Gelet op de ongeschiktheid van de installatie voor het doel waarvoor Frese de installatie heeft gekocht, verwerpt de rechtbank het verweer van CV Turbin dat de gevolgen van de ontbinding te verstrekkend zijn om de ontbinding te rechtvaardigen. Dat de installatie specifiek voor Frese is ontworpen en niet meer voor een ander doel kan worden gebruikt, doet daaraan, anders dan CV Turbin lijkt te veronderstellen, niet af. De rechtbank zal de overeenkomst (tot koop, montage en inbedrijfsstelling van de installatie) dan ook ontbonden verklaren zoals door Frese is gevorderd.
2.17.
Frese vordert terugbetaling van het door haar betaalde bedrag van € 267.120,00. Op grond van artikel 81 lid 1 Weens Koopverdrag heeft ontbinding van de overeenkomst tot gevolg dat partijen bevrijd zijn van hun verplichtingen uit de overeenkomst. Lid 2 brengt mee dat Frese in beginsel het volledige bedrag dat zij al heeft betaald, van CV Turbin terug kan vorderen. Ten aanzien van de ongedaanmakingsverbintenis tot terugbetaling heeft CV Turbin nog aangevoerd dat de (verkoop)waarde van de door Frese beschadigde onderdelen van de installatie daarop in mindering moet worden gebracht. Daartoe stelt CV Turbin dat Frese, door de installatie te wijzigen, tenminste € 97.243,00 aan apparatuur heeft vernield. Die bewuste onderdelen zijn door toedoen van Frese niet langer bruikbaar en vertonen geen restwaarde meer. De ongedaanmakingsverbintenis kan daarom niet eerder worden toegewezen dan nadat is vastgesteld wat de exacte schade is die Frese aan de installatie heeft toegebracht. Om die schade vast te stellen, moet de zaak desnoods verwezen worden naar de schadestaatprocedure, aldus CV Turbin.
2.18.
Deze omstandigheden kunnen naar het oordeel van de rechtbank niet leiden tot een vermindering van de terug te betalen koopsom. Hoe vervelend het ook is voor CV Turbin dat de installatie niet meer goeddeels in dezelfde staat kan worden teruggegeven, deze omstandigheid kan op grond van artikel 84 lid 2 Weens Koopverdrag alleen tot een aan CV Turbin te betalen vergoeding leiden, als Frese voordeel van de geleverde installatie heeft gehad. CV Turbin heeft niet gesteld, en evenmin is gebleken, dat Frese voordeel heeft gehad van de installatie. Voor een door Frese aan CV Turbin te betalen vergoeding, al dan niet in de vorm van een vermindering van de terugbetalingsverplichting, biedt het Weens Koopverdrag dan ook geen grond. CV Turbin heeft in deze procedure ook geen tegenvordering tot schadevergoeding ingesteld, ook niet onder de voorwaarde dat de gevorderde ontbinding zou worden toegewezen en CV Turbin de betaalde koopsom zou moeten terugbetalen. Dat komt voor haar risico. Voor verwijzing naar de schadestaatprocedure bestaat dan ook geen aanleiding. Dat Frese niet eerder is ingegaan op het aanbod van CV Turbin om een deel van de installatie terug te nemen, vormt evenmin een reden om de vordering van Frese tot terugbetaling van het door haar betaalde bedrag af te wijzen dan wel het terug te betalen bedrag te verminderen. De vordering van Frese tot terugbetaling van de volledige koopprijs van € 267.120,00 zal daarom worden toegewezen. De daarover gevorderde rente vanaf de dag van betaling (5 december 2018) zal overeenkomstig artikel 84 lid 1 Weens Koopverdrag ook worden toegewezen. Het Weens Koopverdrag regelt de hoogte van de te vergoeden rente niet. Gelet op het feit dat aanvullend Nederlands recht van toepassing is, zal de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW worden toegewezen. Een ongedaanmakingsverplichting valt naar Nederlands recht niet onder het bereik van artikel 6:119a BW en dus is de wettelijke rente van artikel 6:119 BW verschuldigd (vgl. HR 15 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:70).
Schadebeperkingsplicht
2.19.
Nu Frese haar vordering tot schadevergoeding heeft ingetrokken, komt het door CV Turbin gevoerde verweer over schadebeperkende maatregelen (als neergelegd in artikel 77 Weens Koopverdrag) in deze procedure niet meer aan de orde.
in reconventie
2.20.
CV Turbin vordert in reconventie nakoming van de volgens haar op Frese rustende betalingsverbintenissen uit hoofde van de tussen partijen gesloten overeenkomst. Frese heeft de factuur voor de laatste 10% van de koopsom onbetaald gelaten en daarnaast heeft zij ook facturen betrekking hebbend op het monteren en inbedrijfstellen van de installatie nog niet voldaan. In totaal is Frese nog een bedrag van € 113.564,80 verschuldigd, aldus CV Turbin. Dat wordt door Frese betwist. Zij stelt de betaling van deze facturen terecht te hebben opgeschort omdat van een succesvolle inbedrijfsstelling geen sprake was. Nu die prestatie altijd is uitgebleven, stelt Frese niet gehouden te zijn om de facturen te betalen.
2.21.
Hiervoor is in conventie geoordeeld dat de overeenkomst tot koop, montage en inbedrijfstelling van de installatie tussen partijen wordt ontbonden. De vorderingen van CV Turbin die gegrond zijn op nakoming van die overeenkomst kunnen daarom niet slagen. Als gevolg van de ontbinding van de overeenkomst kan er geen nakoming van de overeenkomst meer worden gevorderd. Door de ontbinding is de betalingsverplichting van Frese komen te vervallen. De facturen voor de laatste 10% van de koopsom en de montage/inbedrijfstelling is Frese dan ook niet meer verschuldigd. De vorderingen in reconventie zullen daarom worden afgewezen.
in conventie en in reconventie
Proceskosten
2.22.
De vergoeding van proceskosten is niet geregeld in het Weens Koopverdrag en wordt daarom beheerst door het Nederlands recht.
2.23.
CV Turbin zal als de in conventie en in reconventie in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten (inclusief nakosten) van Frese worden veroordeeld als na te melden. Dit betekent dat de kosten van het deskundigenbericht van 22 februari 2023 voor rekening van CV Turbin blijven.
2.24.
De veroordeling wordt zoals gevorderd hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
ontbindt de overeenkomst (tot koop, montage en inbedrijfstelling van de installatie) tussen Frese en CV Turbin en veroordeelt CV en Turbin hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, tot terugbetaling van een bedrag van € 267.120,00 aan Frese, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 5 december 2018 tot de dag van volledige betaling,
in reconventie
3.2.
wijst de vorderingen af,
in conventie en reconventie
3.3.
veroordeelt CV en Turbin hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten van totaal € 18.760,08, te betalen binnen 14 dagen na aanschrijving daartoe en te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als CV en Turbin niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad voor wat betreft de daarin opgenomen veroordelingen.
Dit vonnis is gewezen door mr. Hermans en in het openbaar uitgesproken op 29 mei 2024.