ECLI:NL:RBZWB:2024:3530

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 mei 2024
Publicatiedatum
30 mei 2024
Zaaknummer
BRE 23/9465
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenvergoeding na intrekking beroep door eiser tegen UWV

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 mei 2024, wordt het verzoek van eiser om een proceskostenvergoeding behandeld. Eiser had eerder beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 7 augustus 2023, maar trok dit beroep in nadat het UWV op 28 februari 2024 het bestreden besluit had gewijzigd. De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenvergoeding. Het UWV heeft geen bezwaar gemaakt tegen de vergoeding van het griffierecht en de kosten van juridische bijstand, maar vroeg om matiging van de kosten voor deskundigen. De rechtbank heeft zonder zitting uitspraak gedaan en het verzoek om proceskostenvergoeding toegewezen. De rechtbank oordeelt dat het UWV gedeeltelijk aan eiser is tegemoetgekomen, wat de basis vormt voor de proceskostenvergoeding. Eiser heeft in totaal € 3.569,50 aan kosten voor deskundigen geclaimd, maar de rechtbank heeft deze kosten gematigd tot € 2.504,55. Daarnaast is het UWV verplicht om het door eiser betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. De totale proceskostenvergoeding die het UWV aan eiser moet betalen, bedraagt € 3.379,55, inclusief het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/9465 WIA

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 mei 2024 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker,

gemachtigde: mr. R.J. Hoogeveen,
en

De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, UWV,

(kantoor Breda),
gemachtigde: drs. [gemachtigde] .

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoeker om een veroordeling van het UWV in de proceskosten. Verzoeker heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van zijn beroep tegen het besluit van het UWV van 7 augustus 2023 (bestreden besluit). Hij heeft het beroep ingetrokken, omdat UWV op 28 februari 2024 het bestreden besluit heeft gewijzigd.
1.1.
De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. Het UWV heeft zich niet verzet tegen betaling van het door verzoeker in beroep betaalde griffierecht en de kosten van een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Het UWV heeft verzocht om de vergoeding voor de kosten deskundigen van verzoeker te matigen.
1.2.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling [1] .

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten [2] .
Is het UWV aan verzoeker tegemoetgekomen?
4. De rechtbank moet dus beoordelen of het UWV geheel of gedeeltelijk aan verzoeker is tegemoetgekomen.
4.1.
Verzoeker heeft het UWV op 9 augustus 2021 zijn toegenomen klachten per
1 januari 2020 doorgegeven. Met het besluit van 4 februari 2022 heeft het UWV besloten dat de mate van arbeidsongeschiktheid van verzoeker per 9 februari 2022 is toegenomen van 64,36% naar 64,55%. Het UWV heeft in het bestreden besluit het bezwaar van verzoeker gegrond verklaard en zich op het standpunt gesteld dat verzoeker vanaf 9 augustus 2021 60,34% arbeidsongeschikt is en een verdienvermogen van € 2.277,78 per maand heeft. Het UWV houdt tot 1 mei 2022 rekening met een verdienvermogen van € 1.922,64 per maand en van 1 mei 2022 tot 1 november 2023 met een verdienvermogen van € 2.035,92 per maand. Op 31 augustus 2023 heeft verzoeker beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
4.2
Hangende beroep heeft het UWV, bij besluit van 28 februari 2024, het bestreden besluit gewijzigd. In de gewijzigde beslissing op bezwaar beschouwt het UWV verzoeker vanaf 9 augustus 2021 71,48% arbeidsongeschikt met een resterende verdiencapaciteit van € 1.637,78 per maand. Hiermee is het UWV tegemoetgekomen aan het beroep van verzoeker.
Welk bedrag aan proceskosten moet UWV aan verzoeker vergoeden?
5. De rechtbank wijst het verzoek als kennelijk gegrond toe. Verzoeker krijgt een vergoeding van zijn proceskosten. Het UWV moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoeker een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 875,-. De vergoeding voor de kosten van een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand bedraagt € 875,-.
6. Verzoeker heeft daarnaast verzocht om een vergoeding van de door hem gemaakte kosten van zijn deskundige (een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige). Deze kosten vallen onder in artikel 1, sub b, van het Bpb. Op grond van artikel 2, eerste lid, van het Bpb wordt het bedrag van deze kosten overeenkomstig artikel 8:36, tweede lid, van de Awb, vastgesteld. Dit artikel bepaalt dat voor deze kosten het bij en krachtens de Wet tarieven in strafzaken 2003 bepaalde van toepassing is. De hoogte van de vergoedingen worden bepaald in het Besluit tarieven in strafzaken 2003 (besluit). De werkzaamheden van de door verzoeker ingeschakelde deskundigen vallen onder artikel 6 van het besluit. In 2023 bedroeg de vergoeding maximaal € 142,75 per uur.
6.1
Verzoeker claimt in totaal € 3.569,50 inclusief BTW voor de door hem ingeschakelde verzekeringsarts en arbeidsdeskundige [3] . Het UWV wijst, in reactie op de verzochte proceskostenvergoeding, erop dat er kosten in rekening worden gebracht voor het opvragen van medische informatie, terwijl de rapportage is opgesteld aan de hand van het beroepsdossier. Verder komen de gevorderde administratiekosten volgens het UWV niet voor vergoeding in aanmerking. Het UWV is bereid om tien uren als redelijk aan te merken gemaakte kosten te vergoeden. Naar het oordeel van de rechtbank komen de gevorderde kosten van de werkzaamheden van de verzekeringsarts voor het opvragen van medische dossiers van specialisten, advocaat en het UWV en de kosten van de arbeidsdeskundige voor het opvragen van het arbeidskundig dossier niet voor vergoeding in aanmerking. Dat betekent dus dat de rechtbank de werkzaamheden van de verzekeringsarts matigt tot 9,5 uren en de werkzaamheden van de arbeidsdeskundige tot vijf uren. In totaal komen 14,5 uren voor vergoeding in aanmerking tegen een uurtarief van € 142,75, te vermeerderen met BTW. De administratiekosten van € 466,- wijst de rechtbank af onder verwijzing naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van
19 november 2020 [4] . Deze kosten vallen niet onder artikel 1 van het Bpb. De totaal toe te wijzen vergoeding voor de kosten deskundigen bedraagt dan € 2.504,55 inclusief BTW.
Krijgt verzoeker een vergoeding van het griffierecht?
7. De rechtbank wijst erop dat het UWV verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden [5] .

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het UWV tot betaling van € 3.379,55 aan proceskosten en € 50,- griffierecht aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan op 29 mei 2024 door mr. J.E.C. Vriends, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.E. Loontjens, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3.Daarbij omvatten de werkzaamheden van de verzekeringsarts in totaal elf uren en de werkzaamheden van de ingeschakelde arbeidsdeskundige betreffen in totaal zes uren.
4.CRvB 19 november 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:2897.
5.Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.