ECLI:NL:RBZWB:2024:3529

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
30 mei 2024
Zaaknummer
BRE - 22 _ 4777 en 22 _ 4778
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens overlijden belanghebbende zonder opvolging door erfgenamen

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 mei 2024, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De belanghebbende, die is overleden, had eerder aanslagen inkomstenbelasting voor de jaren 2017 en 2018 ontvangen, inclusief een verzuimboete en belastingrente. De inspecteur verklaarde het bezwaar van de belanghebbende tegen deze aanslagen niet-ontvankelijk en ook een later ingediend bezwaar werd op dezelfde manier behandeld.

De rechtbank heeft de beroepen op 15 november 2023 voor het eerst behandeld, maar er was niemand van de zijde van de belanghebbende aanwezig. De inspecteur meldde dat de belanghebbende al enige maanden was overleden. De rechtbank heeft vervolgens de gemachtigde van de belanghebbende, zijn echtgenoot, verzocht om aan te geven of de beroepen worden voortgezet door de erfgenamen. Ondanks herhaalde verzoeken heeft de rechtbank geen reactie ontvangen.

Daarom heeft de rechtbank een oproep in de Staatscourant geplaatst voor erfgenamen om zich te melden, maar ook hierop heeft niemand gereageerd. Bij de zitting op 18 april 2024 was er wederom niemand van de zijde van de belanghebbende aanwezig. De rechtbank concludeert dat er geen erfgenamen zijn die de procedure willen voortzetten, waardoor het processuele belang aan de beoordeling van het beroep is komen te ontvallen. De beroepen worden derhalve niet-ontvankelijk verklaard, zonder inhoudelijke beoordeling, en er volgt geen terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 22/4777 en 22/4778

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 mei 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] (Curaçao), belanghebbende,

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 19 september 2022.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende aanslagen inkomstenbelasting (IB) voor de jaren 2017 en 2018 opgelegd. Bij de aanslag IB 2018 heeft de inspecteur een verzuimboete aan belanghebbende opgelegd van € 369 (de boetebeschikking). Daarnaast heeft de inspecteur bij de aanslagen IB 2017 en 2018 belastingrente aan belanghebbende in rekening gebracht van € 48 (2017) respectievelijk € 45 (2018) (de belastingrentebeschikkingen).
1.2.
De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 6 januari 2021 het bezwaar van belanghebbende tegen de aanslag IB 2017 en de bijbehorende boete- en belastingrentebeschikking niet-ontvankelijk verklaard. De inspecteur heeft het bezwaarschrift ook aangemerkt als een verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag IB 2017 en de boete- en belastingrentebeschikking en dit verzoek in hetzelfde geschrift van 6 januari 2021 afgewezen.
1.3.
De inspecteur heeft vervolgens een brief van belanghebbende van 14 juni 2022 opgevat als bezwaar tegen de aanslagen IB 2017 en 2018 en de bijbehorende boete- en belastingrentebeschikkingen. De inspecteur heeft de bezwaren bij uitspraak op bezwaar van 19 september 2022 niet-ontvankelijk verklaard. De inspecteur heeft de brief van belanghebbende ook aangemerkt als verzoeken om ambtshalve vermindering van de aanslagen IB 2017 en 2018 en de bijbehorende boete- en belastingrentebeschikking en deze verzoeken in hetzelfde geschrift 19 september 2022 afgewezen.
1.4.
De rechtbank heeft de beroepen voor het eerst op 15 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens de inspecteur mr. [inspecteur 1] en mr. drs. [inspecteur 2] . Namens belanghebbende is niemand ter zitting verschenen. De inspecteur heeft ter zitting medegedeeld dat belanghebbende reeds enige maanden is overleden.
1.5.
De rechtbank heeft bij brief van 20 november 2023 de gemachtigde (de echtgenoot van belanghebbende) verzocht om aan te geven of de beroepen worden ingetrokken of worden voortgezet door de erfgenamen. Daarop heeft de rechtbank – ook na rappel bij brief van 13 februari 2024 – geen reactie ontvangen.
1.6.
Vervolgens heeft de rechtbank een bericht in de Staatscourant geplaatst waarin zij de erfgenamen van belanghebbende oproept om zich zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk 17 april 2024 te melden. In hetzelfde bericht in de Staatscourant heeft de rechtbank, gelet op artikel 8:26, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, mededeling gedaan van de geplande behandeling van de zaken op de zitting van 18 april 2024. Naar aanleiding van het bericht in de Staatscourant heeft zich niemand bij de rechtbank gemeld.
1.7.
De rechtbank heeft de beroepen op 18 april 2024 opnieuw op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: namens de inspecteur mr. [inspecteur 3] . Namens belanghebbende is niemand ter zitting verschenen.

Overwegingen

2. De indiener van het beroep, belanghebbende, is overleden. Niet is gebleken van erfgenamen die belanghebbende als partij in deze procedure zijn opgevolgd en de procedure zouden willen voortzetten. Ook na de oproep in de Staatscourant hebben zich geen belanghebbenden gemeld met het verzoek als partij aan het geding deel te mogen nemen. Dit brengt mee dat het processuele belang aan de beoordeling van het beroep is komen te ontvallen. Het beroep zal om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard.

Conclusie en gevolgen

3. De beroepen zijn niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt de zaken dus niet inhoudelijk. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Er volgt ook geen vergoeding van proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van mr. F.E.M. Houben, griffier, op 30 mei 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.