ECLI:NL:RBZWB:2024:3528

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 mei 2024
Publicatiedatum
30 mei 2024
Zaaknummer
BRE 23/10566
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van de mate van arbeidsongeschiktheid op basis van de Wet WIA met betrekking tot ideopathische hypersomnie en CVS

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de herziening van haar WIA-uitkering. Eiseres, die lijdt aan ideopathische hypersomnie en CVS, was eerder door het UWV als 47,81% arbeidsongeschikt beoordeeld, maar in het bestreden besluit is deze mate verlaagd naar 44,11% per 2 juni 2022. De rechtbank behandelt de argumenten van eiseres, die stelt dat haar arbeidsongeschiktheid niet correct is vastgesteld en dat er aanvullende beperkingen zijn die niet zijn meegenomen in de beoordeling. De rechtbank concludeert dat het UWV de medische beoordeling zorgvuldig heeft uitgevoerd en dat de vastgestelde beperkingen en belastbaarheid van eiseres in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) adequaat zijn. Eiseres heeft onvoldoende bewijs geleverd voor haar claim van volledige arbeidsongeschiktheid en de rechtbank ziet geen aanleiding om een deskundige te benoemen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de eerdere beslissing van het UWV wordt bevestigd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/10566 WIA

uitspraak van 29 mei 2024 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. H.A.C. Klein Hesselink,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, UWV, (kantoor Rotterdam),
gemachtigde: mr. S. Roodenburg.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de herziening van haar uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
1.1
Het UWV heeft met het besluit van 12 januari 2023 (primaire besluit) eiseres bericht dat zij vanaf 2 juni 2022 minder kan werken, dat zij 47,81% arbeidsongeschikt is en dat de WIA-uitkering wijzigt. Met het bestreden besluit van 14 september 2023 heeft het UWV het bezwaarschrift van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard, omdat eiseres volgens het UWV per 2 juni 2022 44,11% arbeidsongeschikt is. Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2
De rechtbank heeft het beroep op 6 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, vergezeld door haar partner, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV. De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiseres 44,11% arbeidsongeschikt is per 2 juni 2022. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden. Bij deze beoordeling is van belang of eiseres medische beperkingen heeft en of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te
verwerven.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 2 juni 2022 heeft vastgesteld op 44,11%
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.2
Eiseres is werkzaam geweest als postkamermedewerker voor 33,23 uur per week. Voor dat werk is zij op 8 maart 2018 uitgevallen wegens vermoeidheidsklachten. Kort na haar uitval is de arbeidsovereenkomst beëindigd; tijdens de resterende periode van de wachttijd heeft eiseres een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) ontvangen. Aan het einde van de wachttijd heeft het UWV, bij besluit van 11 februari 2020, de door eiseres aangevraagde WIA -uitkering afgewezen, omdat eiseres toen 23,18% arbeidsongeschikt was. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Eiseres heeft zich op 23 juni 2020 opnieuw ziekgemeld. In de beslissing op bezwaar van 27 juli 2020 [1] is het UWV bij afwijzing van de WIA-uitkering per einde wachttijd gebleven. Met het besluit van 13 januari 2022 heeft het UWV, na een eerstejaarsziektewetbeoordeling naar aanleiding van de ziekmelding op 23 juni 2020, de ZW-uitkering in het tweede ziektejaar voortgezet.
Het UWV heeft, tijdens de beroepsprocedure tegen de beslissing op bezwaar van
27 juli 2020, bij besluit van 25 mei 2022 de beslissing op bezwaar van 27 juli 2020 gewijzigd. Het UWV beschouwt eiseres per 5 maart 2020 voor 40,18% arbeidsongeschikt en kent haar vanaf 5 maart 2020 tot 5 november 2021 alsnog een loongerelateerde WGA-uitkering toe. In de uitspraak van 28 maart 2023 [2] heeft de rechtbank het beroep van eiseres tegen de herziene beslissing op bezwaar van 25 mei 2022 ongegrond verklaard.
Met het besluit van 28 juni 2022 heeft het UWV eiseres per 5 november 2021 een vervolguitkering toegekend op basis van 35-45% arbeidsongeschiktheid. Eiseres heeft op
10 augustus 2022 een melding toegenomen klachten [3] bij het UWV ingediend. Naar aanleiding van deze melding heeft het UWV, in het primaire besluit, de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres per 2 juni 2022 [4] vastgesteld op 47,81%. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. In het bestreden besluit heeft het UWV de bezwaren van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Eiseres is volgens het UWV per
2 juni 2022 44,11% arbeidsongeschikt. De verlaging van de vervolguitkering is per
15 november 2023 doorgevoerd.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
[verzekeringsarts] heeft het dossier bestudeerd en eiseres gesproken tijdens het spreekuur op 29 december 2022. De verzekeringsarts heeft op 9 januari 2023 gerapporteerd. Bij het psychisch onderzoek constateert [verzekeringsarts] geen bijzonderheden, behalve dat eiseres af en toe verdriet laat zien. Bij het lichamelijk onderzoek heeft eiseres voldoende kracht in beide handen. Bij de Grint test geeft eiseres aan dat zij pijnklachten aan de rechterhand ervaart, maar aan de linkerkant niet. Bij het schouderonderzoek is de abductie en endo rotatie van beide schouders (licht) beperkt. Bij de ellebogen van beide armen stelt de verzekeringsarts drukpijn vast. [verzekeringsarts] stelt als diagnoses overige ziekte aan het zenuwstelsel, een adhesieve capsulitis aan de schouder en fibromyalgie. Volgens de verzekeringsarts is er sinds 2 juni 2022 ook sprake van klachten aan de linkerschouder, namelijk bursitis. De klachten aan de rechterschouder betreffen bursitis impingement. Daarnaast is er sprake van psychische beperkingen. De verzekeringsarts neemt de beperkingen uit de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van
27 december 2021 over en vult deze als volgt aan voor de nieuwe medische problematiek. Eiseres is voor haar linkerschouder licht beperkt voor frequent reiken en sterk beperkt voor boven schouderhoogte actief zijn. Eiseres is beperkt voor grove schokken op en voor het langdurig kracht zetten met de rechterhand. De diagnose idiopatische hypersomnolentie is niet gewijzigd en [verzekeringsarts] houdt de eerder [5] bepaalde urenbeperking [6] in stand.
In bezwaar heeft [verzekeringsarts b&b] eveneens het dossier bestudeerd en de hoorzitting op 29 juni 2023 bijgewoond. De in bezwaar ontvangen informatie is in de rapportage van 6 juli 2023 meegenomen en verwerkt. Volgens [verzekeringsarts b&b] heeft eiseres benutbare mogelijkheden. Het door eiseres in de procedure ingebrachte dagverhaal beschouwt de verzekeringsarts b&b als ondersteunend, ter toetsing van consistentie en plausibiliteit, maar niet als leidend of bepalend voor de aan te nemen beperkingen. De verzekeringsarts b&b houdt de reeds aangenomen urenbeperking in stand. [verzekeringsarts b&b] past de motivering van de beperking voor persoonlijk risico [7] aan zodat deze overeenkomt met de motivering in de FML van 31 maart 2022. [verzekeringsarts b&b] neemt geen beperkingen aan voor overprikkeling, omdat eiseres op goede dagen ook zelf autorijdt. De geclaimde beperking voor ‘inzicht in eigen kunnen’ [8] wijst de verzekeringsarts b&b af, omdat deze beperking aan de orde kan zijn bij een ernstige stoornis als gevolg van een verminderde realiteitstoetsing van de eigen mogelijkheden tot functioneren door bijvoorbeeld een manische episode, een psychose of een verstandelijke beperking. Hiervan is geen sprake bij eiseres. De geclaimde beperking voor sociaal functioneren worden eveneens afgewezen, omdat deze volgens de verzekeringsarts b&b niet voldoende objectief zijn gebleken.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de FML van 6 juli 2023.
4.2
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat zij volledig arbeidsongeschikt is. Zij is bekend met fibromyalgie (en de bijbehorende pijnklachten), idiopathische hypersomnie en CVS. De klachten zijn na een infectie met het Covid-virus in 2022 verergerd en eiseres claimt aanvullende beperkingen voor wat betreft haar concentratie, prikkelverwerking en haar psychische gesteldheid. Eiseres claimt ook aanvullende beperkingen voor wat betreft het sociaal functioneren, statische en dynamische houdingen. Eiseres kan zich niet vinden in de aangenomen urenbeperking; deze is volgens eiseres te beperkt. In de aanvullende gronden wijst eiseres op de bij haar gestelde diagnose POTS en zij verzoekt de rechtbank een deskundige te benoemen.
4.3
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen van het UWV op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden en alle door eiseres in de diverse procedures ingebrachte stukken zijn in de beoordeling meegenomen. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, waaronder vermoeidheidsklachten en fibromyalgie. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden. De informatie die eiseres in beroep heeft overgelegd, geeft de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen. Zo volgen naar het oordeel van de rechtbank uit de brief van de revalidatiearts van 27 augustus 2023 geen nieuwe aanknopingspunten dat bij de beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid klachten en beperkingen zijn gemist. In de brief van de GZ-psycholoog van 28 augustus 2023 zijn evenmin nieuwe feiten en omstandigheden opgenomen.
Voor wat betreft de diagnose ideopathische hypersomnie heeft eiseres in de eerdere procedure tussen partijen bij de rechtbank [9] ook aangevoerd dat CVS en ideopathatische hypersomnie twee aparte diagnoses zijn. De rechtbank heeft in de hiervoor aangehaalde uitspraak de rapportage van de verzekeringsarts b&b in die procedure gevolgd en overwogen dat de genoemde diagnoses niet naast elkaar kunnen bestaan. De diagnose CVS wordt gesteld als er sprake is van chronische vermoeidheid, waarbij de vermoeidheid niet door een andere lichamelijke of psychische aandoening verklaard kan worden. Nu de diagnose ideopathische hypersomnie is gesteld, is dat bij eiseres wel het geval. De rechtbank ziet geen aanleiding om in deze procedure anders te overwegen. Daarbij merkt de rechtbank op dat bij de beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid niet de diagnose bepalend is, maar de vastgestelde klachten en beperkingen. De rechtbank leidt uit het dossier af dat in de beoordeling de relevante klachten – zoals vermoeidheid en slaperigheid – in de beoordeling zijn meegenomen. De geclaimde aanvullende urenbeperking is onvoldoende geobjectiveerd. De rechtbank ziet in het dossier geen aanknopingspunten voor meer medisch geïndiceerde dagelijkse rustmomenten. Bovendien zijn de geduide functies beperkt tot een omvang van vier uur per dag.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de door eiseres ingebrachte stukken van de neuroloog [10] , de revalidatiearts [11] en de cardioloog [12] in voldoende mate dat eiseres ook met het Postureel Orthostatisch Tachycardie Syndroom (POTS) is gediagnosticeerd. Zowel de neuroloog als de cardioloog hebben respectievelijk geen neurologische of cardiologische reden voor de klachten kunnen vaststellen en geven beide vergelijkbare leefstijladviezen. De relevante duizeligheidsklachten zijn in de beoordeling betrokken en eiseres is daarom aangewezen op werk zonder verhoogd persoonlijk risico [13] . Eiseres mag niet werken op plaatsen waar een hoge alertheid noodzakelijk is en zij mag ook niet bij/met gevaarlijke machines werken. Daarnaast mag eiseres beroepsmatig geen voertuigen besturen [14] . De rechtbank kan, tegen de achtergrond van de duizeligheidsklachten, de door de verzekeringsarts b&b aangegeven beperkingen volgen. Eiseres heeft onvoldoende geobjectiveerd dat er meer beperkingen voor de duizeligheidsklachten aangenomen dienen te worden.
Eiseres claimt verder aanvullende beperkingen voor prikkelverwerking en overprikkeling en verwijst onder meer naar het ter hoorzitting overgelegde stuk van de ergotherapeut met bijlagen. De verzekeringsarts b&b heeft hiervoor geen aanvullende beperkingen aangenomen. De rechtbank kan dat volgen. In de FML zijn diverse beperkingen voor het persoonlijk en sociaal functioneren gesteld. Eiseres is aangewezen op werk zonder veelvuldige deadlines, zonder hoog handelingstempo, zonder verhoogd persoonlijk risico, zonder leidinggevende aspecten en er geldt een beperking voor het omgaan met conflicten. In het stuk van ergotherapeut zijn de gestelde aanvullende beperkingen nauwelijks gemotiveerd en de bijlage bij het stuk is te algemeen van aard is om extra beperkingen in het geval van eiseres te onderbouwen.
Niet gebleken is dat in de FML van 6 juli 2023 de beperkingen van eiseres zijn onderschat. De beroepsgrond dat eiseres meer beperkt moet worden, slaagt niet. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
4.4
Eiseres heeft de rechtbank ook om de benoeming van een deskundige verzocht. In de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 30 juni 2017 [15] heeft de CRvB, naar aanleiding van het zogenaamde ‘Korosec’ arrest van het EHRM, bepaald dat de bestuursrechter zo nodig compensatie biedt als een partij niet in een gelijke positie verkeert ten opzichte van de wederpartij. De eerste stap bij de beoordeling is de zorgvuldigheid van de besluitvorming. Er moet sprake zijn van een zorgvuldig onderzoek, dat deugdelijk gemotiveerd, inzichtelijk en consistent is. Naar het oordeel van de rechtbank – en onder verwijzing naar de vorige overweging – is aan deze eis voldaan. De tweede stap is de beoordeling van de ‘equality of arms’, waarbij de rechter de vraag moet beantwoorden of eiseres voldoende ruimte heeft gehad tot betwisting van de medisch bevindingen van de verzekeringsartsen, bijvoorbeeld door zelf medische stukken in te dienen. De rechtbank leidt uit het dossier af dat eiseres in deze en de vorige procedures zelf stukken ter onderbouwing van haar verzekeringsgeneeskundige gronden heeft ingediend. Deze stukken bevatten relevante informatie over de gestelde diagnoses en de klachten van eiseres. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om strijd met het beginsel van ’equality of arms’ aan te nemen. De derde stap is de inhoudelijke beoordeling van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling. Ook hier verwijst de rechtbank naar rechtsoverweging 4.3. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten om te twijfelen aan de juistheid van het medisch standpunt van de verzekeringsartsen. Er is daarom geen aanleiding om een onafhankelijk deskundige in te schakelen.
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
5.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: productiemedewerker industrie (samenstellen van producten, Sbc-code 111180), telefonist (centrale), medewerker callcenter (inbound, Sbc-code 315174) en administratief ondersteunend medewerker (Sbc-code 315100).
5.2
Eiseres heeft aangevoerd dat deze functies ten onrechte geschikt worden geacht. Hiertoe heeft eiseres aangevoerd dat de geduide functies voor haar te belastend zijn. De belasting in de functie productiemedewerker industrie (Sbc-code 111180) overschrijdt haar belastbaarheid, omdat zij ook in de linkerhand krachtsverlies heeft, zij niet aan de reikvoorwaarde uit de functieomschrijving kan voldoen en omdat de aan de functie verbonden interne vakgerichte opleiding haar urenbeperking overschrijdt. De functie van telefonist (centrale), medewerker callcenter (inbound, Sbc -code 315174) overschrijdt haar belastbaarheid voor wat betreft de beperkingen van eiseres in het sociaal functioneren en omdat zij zich niet in staat acht om weekend- en avonddiensten te verrichten.
5.3
De beroepsgronden van eiseres geven de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de medische geschiktheid van de geselecteerde functies. De rechtbank verwijst in dat verband ook naar de rapportage van de arbeidsdeskundige b&b in beroep en de in die rapportage aangehaalde rapportages van de arbeidsdeskundige b&b van 11 juli 2023 en
11 september 2023. Voor wat betreft de beroepsgrond over de interne opleiding bij de functie van productiemedewerker industrie volgt de rechtbank de rapportage van de arbeidsdeskundige b&b dat de betreffende opleiding in blokken van vier uur kan worden opgedeeld en dat dit in redelijkheid ook van een werkgever verwacht mag worden. Eiseres haar standpunt dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.3 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist. De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
6. Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies kan verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 44,11%. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid. Dit betekent dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 2 juni 2022 heeft vastgesteld op 44,11%
.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 2 juni 2022 heeft vastgesteld op 44,11%
.Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard, krijgt eiseres geen proceskostenvergoeding
.Ook krijgt zij het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 29 mei 2024 door mr. J.E.C. Vriends, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.E. Loontjens, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: wettelijk kader

In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.

Voetnoten

1.Naar aanleiding van het bezwaar tegen het besluit van 11 februari 2020.
2.Rechtbank Zeeland – West-Brabant 28 maart 2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:2162.
3.Vanaf 2 juni 2022.
4.De uitkering is per 1 september 2022 verhoogd.
5.Opgenomen in het medisch onderzoeksverslag van [verzekeringsarts] van 27 december 2021.
6.Eiseres is zes uur per dag belastbaar, waarbij geldt dat zij na vier uur een recuperatieperiode van een of twee uur nodig heeft, waarna zij nog twee uur belastbaar is.
7.Beoordelingspunt 1.8.6 van de FML.
8.Beoordelingspunt 1.4 van de FML.
9.Zie voetnoot 2.
10.Brief van 25 augustus 2023.
11.Brief van 13 februari 2024.
12.Brief van 2 januari 2024.
13.Beoordelingspunt 1.8.6 van de FML.
14.Beoordelingspunt 2.11.1 van de FML.
15.CRvB 30 juni 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2226.