De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportages van verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b] blijkt dat zij op de hoogte was van de door eiseres gestelde klachten, waaronder niet alleen de IH gerelateerde klachten, maar ook de andere vermoeidheidsklachten en de klachten van de schouder. Bij de opstelling van de FML heeft zij met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden.
Ook de informatie die eiseres na ontvangst van bestreden besluit II heeft overgelegd geeft de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen. Daarbij is in aanmerking genomen dat naar aanleiding van haar nadere gronden van 8 juli 2022 verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b] heeft onderzocht of die informatie tot wijziging van het door het UWV in bestreden besluit II ingenomen standpunt zou moeten leiden. Haar reactie in de rapportage van 1 november 2022 vermeldt dat het artikel overmatige slaperigheid en het stuk met de beschrijving van de symptomen geen nieuwe inzichten geven. Op basis waarvan de diagnose is gesteld was bij de verzekeringsarts b&b al bekend en zij geeft aan dat een opsomming van alle mogelijke symptomen niet wil zeggen dat die ook allemaal gelden voor eiseres.
Uit de brief van de neuroloog bleek dat eiseres meer vermoeid is, mogelijk als bijwerking van de medicatie. Daar de diagnose na de datum in geding is gesteld, gebruikte eiseres op die datum in geding die medicatie niet, zodat er geen noodzaak is daarvoor de FML aan te passen.
De verzekeringsarts b&b reageert op de stelling van eiseres dat met haar CVS geen rekening is gehouden en dat vermoeidheid iets anders is dan slaperigheid, door te stellen dat in de praktijk een en ander niet goed van elkaar is te onderscheiden. Eiseres spreekt ook van beide. Voorts wijst de verzekeringsarts b&b erop dat de CVS is gesteld voordat de diagnose IH is gesteld. Bovendien is toen de diagnose CVS is gesteld geen slaaponderzoek verricht. Volgens de specialistische richtlijn CVS uit 2013 moet iemand voordat die diagnose kan worden gesteld, aan bepaalde criteria voldoen en dient er geen andere lichamelijke of psychische aandoening te zijn die de vermoeidheid kan verklaren. Eén van de genoemde uitsluit diagnoses is een primaire slaapstoornis. IH is zo’n slaapstoornis. Daarom is CVS in principe niet meer te handhaven en is er geen reden op basis van deze diagnose meer beperkingen aan te nemen, naast de al vanwege de aanwezige vermoeidheid/slaperigheid aangenomen beperkingen.
Eiseres stelt om de twee uur in slaap te vallen maar ten tijde van het primaire onderzoek werd dit niet aangegeven en ook tijdens de hoorzitting werd hier geen melding van gemaakt. Eiseres was weliswaar vermoeid, maar viel niet om de twee uur in slaap. Hoewel zij aangeeft dat haar klachten naar verwachting toenemen met een grotere of langdurige belasting, kan gesteld worden, dat het hier dan zal gaan om subjectieve bevindingen en niet om complicaties of een objectieve toename. Met de aangenomen urenbeperking is er voldoende rekening gehouden met haar verhoogde recuperatiebehoefte, volgens [naam verzekeringsarts b&b] .
De stelling van de psycholoog dat er sprake is van een ongespecificeerd depressieve stemmingsstoornis dateert van ruim na de datum in geding, namelijk juni 2022. De brief van de psycholoog geeft daarom geen reden voor de datum in geding meer of verdergaande beperkingen aan te nemen dan de al aangenomen beperkingen op gebied van persoonlijk en sociaal functioneren.
Tot slot wijst de verzekeringsarts b&b erop dat eiseres opnieuw wijst op schouderklachten, CTS en hielspoor, maar dat die alle dateren van na de datum in geding, zoals in de eerdere rapportage aangegeven. De schouderklachten werden pas genoemd bij de nieuwe ziekmelding die eiseres deed.
De rechtbank ziet geen reden de verzekeringsarts b&b niet in haar rapportage te volgen. De rechtbank kan zich ook vinden in de verschillen tussen de FML van 31 maart 2022 (geldig vanaf 6 februari 2020) en die van 27 december 2021 (geldig vanaf 21 december 2021), nu deze laatste ziet op een veel latere datum in geding, volgend op een nieuwe ziekmelding van eiseres met onder meer nieuwe klachten. Daarbij dient ook in gedachten te worden gehouden dat de FML van 31 maart 2022 inhoudelijk niet verschilt van die van 30 juni 2020.
Nu ook overigens niet is kunnen blijken dat in de FML van 31 maart 2022 de beperkingen van eiseres zijn onderschat, slaagt de beroepsgrond dat eiseres meer beperkt moet worden niet. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.