In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiser tegen de intrekking van een last onder dwangsom die eerder aan [b.v.] was opgelegd wegens het overschrijden van geluidsnormen. De rechtbank behandelt de zaak op 21 februari 2024, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig zijn, terwijl de derde-partij [b.v.] afwezig is. De rechtbank concludeert dat het college van burgemeester en wethouders van Breda op 5 april 2023 de last onder dwangsom heeft ingetrokken, maar dat dit besluit niet goed gemotiveerd is. Eiser stelt dat de intrekking van de last onterecht is, omdat er wel degelijk overtredingen zijn geconstateerd. De rechtbank oordeelt dat het college niet voldoende heeft onderbouwd waarom handhaving in dit geval achterwege kan blijven. De rechtbank vernietigt het besluit van 5 april 2023, waardoor de oorspronkelijke last onder dwangsom herleeft. Eiser krijgt een proceskostenvergoeding van € 1.750,- toegewezen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van handhaving bij overtredingen van geluidsnormen en de belangenafweging die daarbij gemaakt moet worden.