Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 mei 2024 in de zaak tussen
[eiseres] , uit [plaats] , eiseres
Procesverloop
Overwegingen
Relevante feiten en omstandigheden
Relevante wettelijke bepalingen
Op grond van artikel 19, vierde lid, van de WW heeft de werknemer totdat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd zou zijn verstreken geen recht op uitkering, indien deze tussentijds met wederzijds goedvinden is geëindigd, zonder dat in die arbeidsovereenkomst schriftelijk is overeengekomen dat deze tussentijds kan worden opgezegd als bedoeld in artikel 7:667, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Standpunt eiseres
Beoordeling
Deze overeenkomst is ook tijdens de in lid 1 van dit artikel bedoelde duur opzegbaar…”. Daarmee is tussen werkgever en eiseres schriftelijk overeengekomen dat de arbeidsovereenkomst tussentijds kan worden opgezegd. Daarom is voldaan aan de vereisten van artikel 7:667, derde lid, van het BW. De uitsluitingsgrond van artikel 19, vierde lid, van de WW is niet van toepassing. De rechtbank vindt steun voor dit oordeel in de uitspraak van deze rechtbank van 25 juli 2023. [1]
Conclusie en gevolgen
€ 2.374,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, met een waarde per punt van
€ 624,-, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875,‑ en wegingsfactor 1).
Beslissing
3 april 2023;