ECLI:NL:RBZWB:2024:3445

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 mei 2024
Publicatiedatum
27 mei 2024
Zaaknummer
BRE 21/3277 t/m BRE 21/3287
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van naheffingsaanslagen omzetbelasting en navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en zorgverzekeringswet

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 mei 2024, wordt de zaak behandeld van een belanghebbende die in beroep is gegaan tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst. De rechtbank beoordeelt de beroepen met betrekking tot naheffingsaanslagen omzetbelasting (OB) en navorderingsaanslagen inkomstenbelasting (IB/PVV) en zorgverzekeringswet (Zvw) voor de jaren 2016 tot en met 2019. De inspecteur had aan de belanghebbende naheffingsaanslagen opgelegd wegens verzwegen inkomsten en omzet, die volgens de inspecteur niet waren aangegeven in de belastingaangiften. De rechtbank concludeert dat de inspecteur terecht heeft vastgesteld dat de belanghebbende in de onderhavige jaren werkzaamheden heeft verricht voor een bedrijf, [B.V.], en dat hij hiervoor niet de juiste belasting heeft afgedragen. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur de naheffingsaanslagen en navorderingsaanslagen terecht heeft opgelegd en dat er geen sprake is van schending van de beginselen van behoorlijk bestuur. De beroepen van de belanghebbende worden ongegrond verklaard, en de naheffingsaanslagen blijven in stand. De rechtbank wijst erop dat de belanghebbende geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 21/3277 tot en met BRE 21/3287

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 mei 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats 1] , belanghebbende

(gemachtigde: mr. M.A. Vles),
en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 14 juli 2021 en 23 juni 2021.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende de volgende naheffingsaanslagen omzetbelasting (OB), (navorderings)aanslagen inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen (IB/PVV) en inkomensafhankelijke bijdragen voor de Zorgverzekeringwet (Zvw) opgelegd en gelijktijdig de volgende beschikkingen belastingrente in rekening gebracht:
Zaaknr.
Dgt.
Tijdvak
/jaar
Middel
Aanslagnr.
Belasting
Rente
21/3277
30-10-2020
2018
OB
[aanslagnummer 1]
€ 3.034
€ 186
21/3278
30-10-2020
2017
OB
[aanslagnummer 2]
€ 6.685
€ 678
21/3279
30-10-2020
2016
OB
[aanslagnummer 3]
€ 5.662
€ 800
Box 1/
Bijdrage-inkomen
21/3280
07-11-2020
2016
IB/PVV (nav)
[aanslagnummer 4] H.67.01
€ 42.147
€ 1.015
21/3281
07-11-2020
2016
Zvw (nav)
[aanslagnummer 4] W.67.01.4
€ 30.791
€ 215
21/3282
03-11-2020
2017
IB/PVV
[aanslagnummer 4] H.76.01
€ 48.738
€ 963
21/3283
03-11-2020
2017
Zvw
[aanslagnummer 4] W.76.01.4
€ 37.235
€ 114
21/3284
26-11-2020
2018
IB/PVV
[aanslagnummer 4] H.86.01
€ 31.506
€ 126
21/3285
26-11-2020
2018
Zvw
[aanslagnummer 4] W.86.01.4
€ 19.851
€ 18
21/3286
05-02-2021
2019
IB/PVV
[aanslagnummer 4] H.96.01
€ 21.596
€ 21
21/3287
05-02-2021
2019
Zvw
[aanslagnummer 4] W.96.01.4
€ 9.600
1.2.
De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de in 1.1 vermelde
aanslagen en belastingrentebeschikkingen als volgt gehandhaafd of verminderd:
Zaaknr.
Dgt.
Tijdvak
/jaar
Middel
Belasting
Rente
21/3277
14-07-2021
2018
OB
€ 2.711
€ 166
21/3278
14-07-2021
2017
OB
€ 6.685
€ 678
21/3279
14-07-2021
2016
OB
€ 5.662
€ 800
Box 1/
Bijdrage-inkomen
21/3280
23-06-2021
2016
IB/PVV (nav)
€ 42.147
€ 1.015
21/3281
23-06-2021
2016
Zvw (nav)
€ 30.791
€ 215
21/3282
23-06-2021
2017
IB/PVV
€ 48.738
€ 963
21/3283
23-06-2021
2017
Zvw
€ 37.235
€ 114
21/3284
07-07-2021
2018
IB/PVV
€ 29.969
€ 117
21/3285
07-07-2021
2018
Zvw
€ 18.314
€ 17
21/3286
23-06-2021
2019
IB/PVV
€ 21.596
€ 21
21/3287
23-06-2021
2019
Zvw
€ 9.600
1.3.
De inspecteur heeft verzocht om uitstel van de zitting. De rechtbank heeft dit verzoek om uitstel afgewezen (zie 4).
1.4.
De rechtbank heeft de beroepen op 2 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende, bijgestaan door de gemachtigde en namens de inspecteur, drs. [inspecteur 1] , mr. [inspecteur 2] en drs. [inspecteur 3] .

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of sprake is van een schending van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Verder beoordeelt de rechtbank of:
 de naheffingsaanslagen OB over de jaren 2016 tot en met 2018 alsmede de belastingrentebeschikkingen, zoals deze luiden na de uitspraken op bezwaar, terecht en naar de juiste bedragen aan belanghebbende zijn opgelegd. Meer specifiek is in dat verband in geschil of belanghebbende in de onderhavige jaren belaste prestaties aan [B.V.] heeft verricht.
 de (navorderings)aanslagen IB/PVV en Zvw voor de jaren 2016 tot en met 2019 alsmede de belastingrentebeschikkingen, zoals deze luiden na de uitspraken op bezwaar, terecht en naar de juiste bedragen aan bedragen aan belanghebbende zijn opgelegd. Meer specifiek is in dat verband in geschil of belanghebbende in de onderhavige jaren betaalde werkzaamheden aan [B.V.] (jaren 2016 tot en met 2018) en [BVBA] (jaar 2019) heeft verricht, en zo ja, of de inkomsten terecht zijn aangemerkt als resultaat uit overige werkzaamheden. Ook is de vraag of terecht een correctie voor de aan belanghebbende ter beschikking gestelde auto is gemaakt.
Zij doet dit aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
2.1.
Naar het oordeel van de rechtbank is van een schending van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur is geen sprake. Verder zijn zowel de naheffingsaanslagen OB over de jaren 2016 tot en met 2018 als de (navorderings)aanslagen IB/PVV en Zvw voor de jaren 2016 tot en met 2019 alsmede de belastingrentebeschikkingen, zoals deze luiden na de uitspraken op bezwaar, terecht en naar de juiste bedragen aan belanghebbende opgelegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

3. Belanghebbende is een deskundige in de traprenovatie -branche.
3.1.
In de onderhavige jaren ontving belanghebbende een AOW-uitkering van de Sociale verzekeringsbank (SVB). In de periode van 9 mei 2016 tot en met 4 mei 2021 werd hij begeleid in een schuldsanering op grond van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp).
3.2.
Belanghebbende is voor het jaar 2016 niet uitgenodigd tot het doen van aangifte IB/PVV. Voor de jaren 2017 tot en met 2019 heeft hij wel een uitnodiging ontvangen. Belanghebbende heeft voor de jaren 2016 tot en met 2019 aangiften IB/PVV ingediend naar de volgende belastbare inkomens uit werk en woning, tevens verzamel- en bijdrage-inkomens.
Inkomsten uit werk en woning (box 1)
2016
2017
2018
2019
Stg. Bedrijfstakpensioenfonds voor de detailhandel
€ 620
€ 620
€ 620
€ 621
Stg. Bedrijfstakpensioenfonds voor het beroepsvervoer over de weg
€ 692
€ 692
€ 692
€ 692
Sociale verzekeringsbank
€ 10.044
€ 10.191
€ 10.343
€ 10.683
Verzamel- en bijdrage-inkomen
€ 11.356
€ 11.503
€ 11.655
€ 11.996
De aanslag IB/PVV 2016 is op 8 juni 2017 opgelegd overeenkomstig de aangifte.
3.3.
Belanghebbende heeft over de jaren 2016 tot en met 2018 geen aangiften omzetbelasting gedaan.
3.4.
Op 13 mei 2018 is bij de FIOD per e-mail een signaal binnengekomen (de klikbrief) waarin, voor zover hier van belang, het volgende is vermeld:
“Bij het bedrijf [B.V.] […] werken mensen die niet op de loonlijst staan.
Directeur dhr. [directeur B.V.] […]
Het betreft Dhr. [naam 1] , […]
Hij staat voor dit bedrijf op beurzen in België en Duitsland, dit vooral in de periode van September t/m Maart.
Vaak beurzen die meerdere dagen duren waarvoor hij in hotels dient te overnachten
In de overige maanden bezoekt hij met een stand braderieën in Zuid Nederland. Ook zijn er medewerkers van dit bedrijf die met hem meegaan in de weekend naar beurzen en braderieën.
Ook deze medewerkers krijgen de uren die ze op de beurzen en braderieën werken
zwart betaald.
Dit is mij door een ex medewerkers persoonlijk verteld, net zoals dat dhr [naam 1] niet
in de personeels bestanden voorkomt.
Ik ben van mening dat het bedrijf [B.V.] zich op deze manier een
fraude pleegt en dit duurt al vele jaren.
[…]
3.5.
Naar aanleiding van de aan hem doorgezonden klikbrief, heeft de inspecteur bij belanghebbende een boekenonderzoek ingesteld. Dit boekenonderzoek ziet op de aanvaardbaarheid van de aangiften IB/PVV 2016 tot en met 2019 en de aangiften omzetbelasting over de tijdvakken tussen 1 januari 2016 tot en met 31 december 2019. De bevindingen van dit boekenonderzoek zijn vastgelegd in een controlerapport met dagtekening 6 oktober 2020 (het controlerapport).
3.6.
De FIOD is naar aanleiding van de klikbrief een strafrechtelijk onderzoek naar belanghebbende gestart dat ziet op vermeende faillissementsfraude. De gegevens uit het FIOD-rapport en de onderliggende bescheiden zijn met de inspecteur gedeeld [1] .
3.6.1.
Het proces-verbaal van de FIOD ( [documentcode 1] ) bevat, onder meer, de volgende verklaringen van de heer [directeur B.V.] , directeur van [B.V.] :
“Vraag 6: Heeft verdachte [naam 1] bij Uw onderneming [B.V.] op de loonlijst gestaan en hoe hebben de betalingen voor de werkzaamheden van verdachte [naam 1]
plaatsgevonden en was dit op een vast tijdstip?
Antwoord:” [naam 1] heeft bij ons niet op de loonlijst gestaan. Ik zag [naam 1] meer als een ZZPér. Wij hebben [naam 1] betaald via de bank. Ik kreeg facturen van een Belgisch bedrijf voor zijn werkzaamheden. Dat bedrijf is van [directeur bedrijf 1] en is genaamd [bedrijf 1] , dat bedrijf is gevestigd in [plaats 2] België. Het was een soort inhuur via het bedrijf van [directeur bedrijf 1] . Ik heb destijds om het bedrijf te checken het BTW nummer gecheckt. Dat bleek in orde. [naam 1] kwam met het voorstel om het op deze wijze te doen. Voor mij was dit handig want daardoor had ik ook geen verplichtingen naar [naam 1] als hij niet werkte. Net als de andere ZZPérs die bij ons werken”.
[…]
Vraag 24: Tijdens de door ons gehouden doorzoeking van de woning van verdachte [naam 1] , op 23-03-2021, is een bankpas Maestro (Business Debit) aangetroffen van de Rabobank voorzien van lban: [IBAN] ,
tnv [naam 2] , [B.V.] en geldig tot 02/2022.
Kunt U verklaren hoe verdachte [naam 1] aan deze bankpas komt en waarvoor hij diende? Wie is [naam 2] ?
Antwoord:” [naam 2] is een ex medewerker. Hij zou bij ons komen werken vanuit
werken/leren combinatie. Doordat hij ook onderweg was hadden wij voor hem een bankpas van het bedrijf aangeschaft. Op enig moment is hij vertrokken en heb ik deze aan [naam 1] gegeven. De pas was bedoeld om als je voor [B.V.] werkzaamheden verricht en onverwacht kosten moet betalen je deze kosten met deze pas kunt voldoen.
De pas is inmiddels geblokkeerd".
3.6.2.
Het proces-verbaal van de FIOD ( [documentcode 2] ) bevat, onder meer, de volgende verklaringen van de heer [directeur bedrijf 1] , eigenaar van [bedrijf 1] :
“Ik moet u wat bekennen en openheid van zaken geven. Van de factuurbedragen die door mijn onderneming zijn gefactureerd kreeg ik 5% van het bedrag de rest ging naar [naam 1] ”.
[…]
Vraag: Kunt U aangeven hoe exact de uitbetaling is gegaan aan verdachte [naam 1] nadat U, op de zakelijke rekening van [bedrijf 1] , het factuurbedrag van [B.V.] ( [directeur B.V.] ) had ontvangen. [directeur B.V.] van [B.V.] heeft vervolgens het volledige factuurbedrag overgemaakt naar Uw zakelijke rekening?
Antwoord:” Na de aftrek van mijn 5% die ik kreeg voor mijn deel nam ik het restbedrag enkele malen contant op en gaf deze meestal ongeveer een week na storting op mijn zakelijke rekening van [bedrijf 1] aan [naam 1] . Ook heb ik diverse malen het bedrag dat [naam 1] zou ontvangen contant opgenomen van mijn privé rekening en aan hem overhandigd. In een paar gevallen had ik reeds veel contanten voorhanden doordat, zoals ik al aan U heb verklaard voorheen veel ben gaan gokken. Ik betaalde [naam 1] dan van dit geld. Maar hij kreeg dus het gefactureerde bedrag minus mijn 5% contant uitbetaald.”
3.6.3.
Het proces verbaal van de FIOD (Proces-verbaal verhoor van getuigen, parketnummer 01/997502-21) bevat, onder meer, de volgende verklaringen van mevrouw [naam 3] , een oud werknemer van [B.V.] :
“Vraag 9:
U geeft aan dat ex-medewerkers dit persoonlijk aan U verteld hebben dat er zwart betaald wordt. Daarbij is ook Dhr. [naam 1] met name genoemd. Kunt U aangeven wie die medewerkers zijn en wat zij hebben aangegeven over het zwart betalen?
Antwoord: Ja, het lijkt mij wel dat [naam 1] zwart betaald werd. Als voorbeeld noem ik de beurs in [plaats 3] . Dat is de grootste en duurste beurs en je kan daar niet niemand naar toe sturen. Die beurs kost, zonder personeel, hotel en reis er naar toe al 55 tot 70.000 euro. [naam 1] werd er heen gestuurd. Hij had de beschikking over de creditcard van het bedrijf. Hij overnachtte in het hotel daar. Ik heb facturen van het hotel gezien waar hij verbleef waarop werd gespecificeerd wat hij at en dronk.
Ik heb nooit een salarisstrook van [naam 1] gezien. Mijn taak was onder andere om alle salarisstroken van al het personeel, inclusief van mijzelf en [directeur B.V.] , in een envelop te doen en te versturen. Ik heb [directeur B.V.] gevraagd naar de salarisstrook voor [naam 1] . Hij zei tegen mij “dat doe ik apart, dat regel ik zelf’. Ik vroeg door hierop en vroeg waarom en toen zei [directeur B.V.] tegen mij “daar mag jij je niet mee bemoeien”. U, rechter-commissaris, vraagt mij of ik wel eens heb gezien of er contant geld aan [naam 1] werd gegeven. Ik heb alleen gezien dat [naam 1] een keer aan [directeur B.V.] een tankbonnetje gaf en dat [directeur B.V.] toen contant geld aan [naam 1] gaf. Verder heb ik nooit gezien dat [naam 1] geld kreeg.”
3.7.
Tot het procesdossier behoort een aantal e-mails vanaf het e-mailadres van belanghebbende aan het e-mailadres van [directeur B.V.] ( [B.V.] ).
3.7.1.
Een e-mail van 21 januari 2016 om 09:50 uur met de volgende tekst:
“Goede Morgen [directeur B.V.] ,
Bijgaand mijn factuur
Groetjes
[naam 1] ”
Als bijlage bij die e-mail is een factuur opgenomen van [directeur bedrijf 1] van [bedrijf 1] voor een bedrag van € 3.750 onder toepassing van de btw-verleggingsregeling.
3.7.2.
Een e-mail van 16 maart 2016 om 10:59 uur met de volgende tekst:
“Goede Morgen,
In bijlage de factuur
Groetjes
[naam 1] ”.
Als bijlage bij die e-mail is een factuur opgenomen van [directeur bedrijf 1] van [bedrijf 1] voor een bedrag van € 3.420 onder toepassing van de btw-verleggingsregeling.
3.7.3.
Een e-mail van 27 april 2016 om 16:39 uur met de volgende tekst:
“Hoi [directeur B.V.] ,
In bijlage de factuur
Groetjes
[naam 1] ”
Als bijlage bij die e-mail is een factuur opgenomen van [directeur bedrijf 1] van [bedrijf 1] voor een bedrag van € 2.644,31 onder toepassing van de btw-verleggingsregeling.
3.7.4.
Een e-mail van 26 mei 2016 om 7:21 uur met de volgende tekst:
“Goede morgen [directeur B.V.] ,
Zie bijlage
Gr. [naam 1] ”
Als bijlage bij die e-mail is een factuur opgenomen van [directeur bedrijf 1] van [bedrijf 1] voor een bedrag van € 3.159 onder toepassing van de btw-verleggingsregeling.
3.7.5.
Een e-mail van 4 juli 2016 om 9:36 uur met de volgende tekst:
“Goede Morgen [directeur B.V.] ,
Het drukke wekend is achter de rug.
Op een of andere manier heb ik vorige week, met al dat super slechte weer, een flinke kou
opgelopen. Zal waarschijnlijk wel overgaan voor ik een meisje ben, maar is wel super lastig
met zo'n druk programma
Ik heb ook vandaag nog altijd geen schema ontvangen.
Ik zou graag willen weten wat er de volgende weken voor mij op het programma staat
zodat ik ook voor mezelf een planning kan maken en weet waar ik ruimte en
mogenlijkheden heb voor andere dingen.
Gr. [naam 1] ”
3.7.6.
Een e-mail van 12 oktober 2016 om 16:59 uur met de volgende tekst:
“Hoi hoi,
Vandaag hebben de de spoedjes dag.
Ondersta and nog een adres van mensen die z.s.m. Een afspraak willen.
Hebben grote renovatie achter de rug en willen nu de trappen nog laten doen
Liefst volgende week afspraak
Familie […]
Meerder houten trappen. Schatten zelf in 32 tot 36 treden.
Gr. [naam 1]
Verstuurd vanaf mijn iPad”
3.7.7.
Een e-mail van 19 september 2017 om 17:09 uur met de volgende tekst:
“Hoi hoi
Deze familie zojuist geschreven.
Graag zsm afspraak. Willen graag nog dit jaar montage.
Waren natuurlijk ook bij de vijand. !!!!!
Familie […]
Vaste trap hout. Indicatie 2500//3500 Eventueel ook leuning
Gr. [naam 1] ”
3.7.8.
Een e-mail van 6 maart 2018 om 13:21 uur met de volgende tekst:
“Hallo hallo,
Ik heb zojuist met onderstaande familie gesproken.
[...]
Trap zijkant balustrade de hele reutemeteut Prijsindicatie voor trap zonder zijkanten en balustrade €2500/3500
Mensen kwamen eigenlijk om mij eens even te vertellen wat ze van mij dachten. Hebben mij blijkbaar al 2 jaar achtereen hun adres gegeven om de trap te laten renoveren en hebben 2 jaar lang helemaal nooit iets gehoord of gezien. Waren hier echt boos over en mijnheer was ook al doorgelopen.
Heb uiteindelijk met mevrouw gesproken en mijnheer terug gehaald en mijn excuses aangeboden. Na veel vijven en zessen heb ik mijn naam en telefoonnummer op een folder geschreven en gezegd als ze nu binnen 2 weken niets horen mogen ze mij privé bellen en dan kom ik ook zelf naar hen toe.
Daarna hebben ze het adres nog een keer opgeschreven.
Ik vind dit een ernstige en kwalijke zaak en vind het helemaal niet leuk als mensen mij om deze reden de huid vol komen schelden.
Ik zou ook graag willen weten hoe dit mogelijk is en hoe dit afloopt.
Groetjes
[naam 1] ”
3.7.9.
Een e-mail van 3 mei 2018 om 11:25 uur met de volgende tekst:
“Hoi [directeur B.V.] ,
Ik heb de planning doorgekregen van [naam 4] zoals wij dat deze week besproken hebben .
Hier en daar moeten nog wat aanvullingen komen zoals bijvoorbeeld [plaats 4] en [plaats 5] , maar
dat gaat verder wel goed komen.
Gezien het programma en de gaten die er inzitten zou ik het een prima Idee vinden om de
komende maanden 1 dag in de week een verkooproute te rijden.
Ik weet ook niet hoe ver je staat met de systeemplafonds. Maar eventueel zou ik ook
hiervoor de verkoop kunnen oppakken. Ik doe maar een voorstel wat wellicht voor ons
beide een positief verloop zou kunnen hebben.
Week 19 lijkt een beetje kort dag, maar als mogelijk voor mij ok. Op dinsdag 8 mei kan ik
dan toevallig niet maar wel op woensdag 9 mei.
Anders zouden we kunnen beginnen in week 20.
Week. Dag. Datum
19. Wo. 9/05
20. Di. 15/05
21. Di. 22 /05
22. Di. 29/05
23. Di. 05/06
24. Di. 12/06
25. Di. 19/06
26. Di. 26/06
27. Di. 03/07
28. Di. 10/07
29. Di. 17/07
30. Di. 24/07
31. Di. 31/07
32. Di. 07/08
33. Di. 14/08
34. Di. 21/08
Daarna beginnen de beurzen weer. We zouden tegen die tijd altijd nog kunnen overzien
wat de situatie is.
Groetjes vanuit het [ziekenhuis] .
[naam 1] ”
3.8.
Tot het procesdossier behoort een e-mail vanaf het e-mailadres van belanghebbende aan het e-mailadres van [directeur bedrijf 1] ( [bedrijf 1] ) van 20 april 2016 om 15:04 uur met de volgende tekst:
“Hallo [directeur bedrijf 1] .
Kun jij de volgende factuur maken.
Dateren 27 april
Voor u uitgevoerde werkzaamheden t/m 27 april
Incl Onkosten [beurs 1] [plaats 3]
Incl Verkoop provisie € 2.644,31
Groetjes
[naam 1] ”
3.9.
De belastingdienst heeft bij [B.V.] een derdenonderzoek ingesteld. In het verslag van dit derdenonderzoek is onder meer het volgende vermeld:
De heer [naam 1]
De heer [directeur B.V.] kende [naam 5] van [bedrijf 2] erg goed. Een bedrijf uit [plaats 6] . Dit betrof de jaren 2013 en 2014. [naam 5] werkte samen met de heer [naam 1] . De heer [directeur B.V.] kwam daar veel, ook op de jaarmarkten en braderieën kwam hij ze tegen. Zo kwam hij ook actief in contact met de heer [naam 1] . Rond de periode 2015 is de heer [directeur B.V.] gaan samenwerken met de heer [naam 1] . Ze noemen hem de [bijnaam] . De heer [naam 1] heeft altijd verteld dat hij uit dit wereldje komt ( [bedrijf 3] , [BVBA] , en [bedrijf 2] ). Hij heeft altijd aangegeven vanuit België te werken. Hij zou een bedrijf in de buurt van [plaats 7] gehad hebben. Met de heer [naam 1] is een vast dagtarief afgesproken van € 300 per dag wat in de loop van de tijd gewijzigd kan zijn. Dit is exclusief eten en drinken. Dit wordt apart gedeclareerd ( hard copy). Verder krijgen de verkopers 15% provisie. Het zou best kunnen dat de heer [naam 1] minder kreeg omdat hij dagvergoeding had, maar dit wist hij niet meer. Dit ligt overigens niet vast.”
[…]
De heer [directeur B.V.]
De heer [directeur B.V.] heeft verklaard dat hij niets te maken heeft met het bedrijf van [directeur bedrijf 1] , dat hij hier niet achter zit, en dat hij niet beter weet dan dat de heer [naam 1] via dit bedrijf ingehuurd wordt. Hoe het verder werkt in Belgie, dus of meneer [naam 1] de eigenaar is, in loondienst werkt, danwel als ZZP er ingehuurd wordt door dit Belgische bedrijf is hem niet bekend. De heer [directeur B.V.] heeft ons een mail overlegd afkomstig van de heer [naam 1] waarin staat: Bijgaand mijn factuur, Groetjes [naam 1] . Als bijlage zit hier een factuur van [directeur bedrijf 1] ter grootte van € 3750.”
3.10.
De inspecteur heeft van de Belgische autoriteiten een proces-verbaal ontvangen waarin in ten aanzien van belanghebbende in relatie tot [BVBA] , onder meer, het volgende is vermeld:
“Wij hebben ons op 28.08.2019 om 14.30 uur begeven naar de [beurs 2] in de [locatie] te 3001 [plaats 8] , Brabantlaan 1. We bezochten stand nummer [nummer] . We stellen vast dat op deze stand panelen staan opgesteld waarop publiciteit wordt gemaakt door [BVBA] voor trappenrenovatie.
[…]
We treffen op deze stand één persoon aan.
[…]
Wij werden ontvangen door een persoon die verklaarde [naam 1] te zijn en te handelen als persoonlijke vriend van de heer [naam 6] .
[…]
Op 30/08/2019 omstreeks 15.20 uur stel ik ,[…], de aanwezigheid vast van de heer [naam 1]
op stand nummer [nummer] .”
3.11.
De Belgische belastingautoriteiten hebben vervolgens een onderzoek ingesteld bij [BVBA] . Daarin is onder meer het volgende vermeld:
“Mijnheer [naam 6] geeft toe dat mijnheer [naam 1] enkele dagen als adviseur heeft
gewerkt op beurzen voor zijn onderneming […]
Na enige tijd verklaarde mijnheer [naam 6] dat mijnheer [naam 1] in 2019
volgende dagen diensten had verricht voor de firma [BVBA] :

[plaats 8] februari 2019 : 6 dagen

[plaats 8] augustus 2019 : 6 dagen

[plaats 3] februari 2019 : 10 dagen

[plaats 9] januari 2019 6 dagen
Dit zijn dan maximaal 28 dagen, want mijnheer [naam 6] verklaarde dat hij
ook enkele dagen op de beurzen had doorgebracht, doch hij weet niet meer hoe dikwijls en
wanneer.
Na eerst verklaard te hebben dat mijnheer [naam 1] geen inkomsten kreeg voor zijn
diensten, gaf hij later toe dat mijnheer [naam 1] 150.00 euro per dag op de beurs kreeg en dat hij geen commissieloon kreeg voor de aanbreng van klanten, daar hij alleen uitleg gaf en nooit rechtstreeks klanten aanbracht. Deze gelden werden betaald uit de privé-gelden van mijnheer [naam 6] en werden vereffend bij het teruggeven van de wagen van de
[BVBA] .
Dus mijnheer [naam 1] heeft voor zijn diensten aan de firma [BVBA] 4.200.00 euro gekregen, namelijk 150.00 euro x 28 dagen
Verder verklaarde mijnheer [naam 6] ook dat de heer [naam 1] hem verteld
heeft dat er vroeger een tussenpersoon aangewend werd om de prestaties van de heer
[naam 1] aan [B.V.] BV (van mijnheer [directeur B.V.] ) te factureren en te
vergoeden. Hoe de gelden van deze tussenpersoon bij mijnheer [naam 1] terecht kwamen,
had de heer [naam 1] de heer [naam 6] niet verteld.”
3.12.
In het controlerapport concludeert de inspecteur dat belanghebbende in de jaren 2016 tot en met 2018 heeft gewerkt voor [B.V.] , dat voor de facturatie van zijn werkzaamheden [bedrijf 1] ( [directeur bedrijf 1] ) is tussengeschoven en dat de in dit verband op naam van [bedrijf 1] gefactureerde bedragen aan belanghebbende zijn toegekomen. De inspecteur is voor de hoogte van de inkomsten/omzet uitgegaan van de bedragen zoals die volgen uit de hem ter beschikking staande facturen die in de onderhavige jaren op naam van [bedrijf 1] ( [directeur bedrijf 1] ) zijn verzonden aan [B.V.] en uit de door [B.V.] in het kader van het bij haar ingestelde derdenonderzoek (zie 3.9) overgelegde factuurhistorie. Ook concludeert de inspecteur in het controlerapport dat belanghebbende in de jaren 2016 tot en met 2019 voordeel heeft genoten uit een door [B.V.] om niet aan hem ter beschikking gestelde auto (de auto) en dat hij dit voordeel ten onrechte buiten de inkomensheffing heeft gehouden. De inspecteur heeft het daarmee door belanghebbende behaalde voordeel, op basis van de voor de auto geldende jaarlijkse operationele leasekosten, geschat op € 450 per maand.
Verder concludeert de inspecteur in het controlerapport dat belanghebbende in het jaar 2019 tegen betaling heeft gewerkt voor [BVBA] . Op basis van de verklaringen van de heer [naam 6] gaat de inspecteur er daarbij vanuit dat belanghebbende 28 dagen voor [BVBA] heeft gewerkt en dat hij daar in totaal minimaal € 4.200 [2] voor heeft ontvangen.
3.12.1.
Voor de omzetbelasting concludeert de inspecteur in het controlerapport dat belanghebbende in de jaren 2016 tot en met 2018 ondernemer is voor de door hem aan [B.V.] verrichte werkzaamheden en dat hij ter zake van die werkzaamheden ten onrechte geen omzetbelasting in rekening heeft gebracht en op aangifte heeft voldaan. Uit de op de facturen vermelde bedragen (zie 3.12) is belanghebbende 21% omzetbelasting verschuldigd, aldus de inspecteur, resulterend in de volgende correcties:
Jaar
Gewerkt voor
Omzet (incl. btw)
Naheffing (21% van omzet)
2016
[B.V.]
€ 32.629
€ 5.662 [3]
2017
[B.V.]
€ 38.521
€ 6.685 [4]
2018
[B.V.]
€ 17.486
€ 3.034 [5]
3.12.2.
Voor de IB/PVV en Zvw concludeert de inspecteur in het controlerapport dat belanghebbende in de jaren 2016 tot en met 2019 inkomsten zou hebben genoten die niet in zijn aangiften IB/PVV zijn vermeld. De inspecteur gaat daarbij eveneens uit van de door belanghebbende via [bedrijf 1] ( [directeur bedrijf 1] ) gefactureerde bedragen, na vermindering met de daarin begrepen omzetbelasting. Ook past de inspecteur in de onderhavige jaren voor het ter beschikking stellen van een auto een correctie toe (zie 3.12). De inspecteur heeft beide inkomsten aangemerkt als resultaat uit overige werkzaamheden (ROW), resulterend in de volgende correcties voor de IB/PVV en Zvw:
Jaar
Gewerkt voor
Correctie omzet
Bijtelling auto
ROW-correctie (totaal)
Gecorrigeerd verzamelinkomen
2016
[B.V.]
€ 26.966 [6]
€ 3.825 [7]
€ 30.791
€ 42.147 [8]
2017
[B.V.]
€ 31.835 [9]
€ 5.400 [10]
€ 37.235
€ 48.738 [11]
2018
[B.V.]
€ 14.451 [12]
€ 5.400
€ 19.851
€ 31.506 [13]
2019
[BVBA]
€ 4.200 [14]
€ 5.400
€ 9.600
€ 21.596 [15]
3.12.3.
Gelet op voornoemde correcties heeft de inspecteur de onderhavige naheffingsaanslagen OB, (navorderings)aanslagen IB/PVV en Zvw en belastingrentebeschikkingen vastgesteld (zie 1.1) waarop hij voor het jaar 2018 bij uitspraken op bezwaar een vermindering heeft toegepast (zie 1.2) in verband met een creditnota van € 930 die hij ten onrechte als debetnota had meegenomen. De overige correcties zijn bij uitspraken op bezwaar gehandhaafd.

Motivering

Vooraf I: afwijzing verdagingsverzoek
4. De inspecteur heeft bij schrijven van 14 maart 2024 om uitstel van de zitting verzocht met als reden dat zowel de behandelende procesvertegenwoordiger als de betrokken controlerend ambtenaar op de geplande zittingsdatum wegens vakantie verhinderd zijn. De rechtbank heeft het belang van de betreffende personen om ter zitting aanwezig te zijn afgewogen tegen het belang van belanghebbende bij een spoedige behandeling van zijn zaak. Het laatste belang heeft de rechtbank in dit geval zwaarder laten wegen en aldus is de behandeling van de zaak op de aangekondigde datum doorgegaan. Bij deze beslissing heeft de rechtbank mede in aanmerking genomen de omvang van het aantal medewerkers bij de belastingdienst, de aard van de zaak en de (financiële) impact voor belanghebbende.
Vooraf II: getuigenaanbod
5. Belanghebbende heeft de rechtbank verzocht acht met naam genoemde getuigen op te roepen en ook (voormalig) medewerkers van [B.V.] . De rechtbank wijst het verzoek af. Belanghebbende heeft zelf geen poging ondernomen om ervoor te zorgen dat de getuigen ter zitting aanwezig zijn, althans dat is niet gesteld, hoewel de griffier in de uitnodiging voor de zitting belanghebbende heeft gewezen op de mogelijkheid getuigen mee te brengen of bij aangetekende brief of door inschakeling van een deurwaarder op te roepen. Verder komt het de rechtbank in het kader van de op haar rustende taak niet zinvol voor om de getuigen te horen.
Is sprake van een schending van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur?
6. Volgens belanghebbende is sprake van een schending van het zorgvuldigheidsbeginsel, het motiveringsbeginsel en het fair-play-beginsel. Belanghebbende voert daartoe aan dat aan de zijde van de belastingdienst sprake is van vooringenomenheid dan wel tunnelvisie en dat de belastingdienst bij de uitvoering van het boekenonderzoek steken heeft laten vallen. De rechtbank volgt belanghebbende niet in deze stelling. Zij overweegt daartoe dat alle bevindingen van de inspecteur zijn gebaseerd op deugdelijk onderzoek, dat belanghebbende op de bevindingen van de inspecteur heeft kunnen reageren en dat de beslissingen van de inspecteur voldoende zijn gemotiveerd. De rechtbank ziet ook in hetgeen belanghebbende overigens heeft gesteld geen reden om tot schending van enig beginsel van behoorlijk bestuur te concluderen.
Is sprake van verzwegen inkomsten/omzet?
7. Op basis van de normale regels van bewijslast moet de inspecteur aannemelijk maken dat belanghebbende in de onderhavige jaren inkomsten heeft genoten en/of omzet heeft behaald die hij niet heeft aangegeven (IB/PVV en Zvw) dan wel op aangifte heeft voldaan (OB).
7.1.
De inspecteur stelt dat belanghebbende inkomsten heeft genoten uit, en omzet heeft behaald met, door hem verrichte werkzaamheden voor [B.V.] en [BVBA] . Het gaat daarbij volgens de inspecteur om werkzaamheden van belanghebbende op beurzen, diverse werkzaamheden bij klanten in het kader van inmetingen en montageopdrachten. De inspecteur stelt dat belanghebbende voor zijn werkzaamheden aan [B.V.] met tussenkomst van [bedrijf 1] ( [directeur bedrijf 1] ) is betaald en in natura door terbeschikkingstelling van de auto en deze inkomsten niet heeft opgegeven.
Ter onderbouwing van zijn stelling verwijst de inspecteur onder meer naar de klikbrief (zie 3.4), en naar de processen-verbaal van de FIOD (zie 3.6) en de Belgische autoriteiten (zie 3.10 en 3.11) met daarin de verklaringen van [directeur B.V.] , [directeur bedrijf 1] en [naam 6] en het e-mailverkeer tussen de mailadressen van belanghebbende en [directeur B.V.] en tussen de mailadressen van belanghebbende en [directeur bedrijf 1] . Ook verwijst de inspecteur ter onderbouwing van zijn stelling naar bij [directeur bedrijf 1] verricht derdenonderzoek waaruit volgt dat [directeur bedrijf 1] niet-verklaarbare grote contante opnamen heeft gedaan die volgens de inspecteur volgen op de door belanghebbende verrichte werkzaamheden en eindigen wanneer ook de werkzaamheden van belanghebbende stoppen. Ook wijst de inspecteur in dit verband naar een aantal grote privé-aankopen (meubilair, badkamer, elektronica) die belanghebbende in de onderhavige jaren heeft gedaan terwijl hij op dat moment in de schuldsanering zat. Volgens de inspecteur volgt daaruit dat belanghebbende in de onderhavige jaren meer geld heeft uitgegeven dan waarover hij volgens eigen verklaring kon beschikken. De inspecteur heeft ter onderbouwing van die stelling facturen overgelegd. De door belanghebbende niet aangegeven inkomsten en uitgaven in de onderhavige periode, hebben uiteindelijk ook geleid tot het stoppen van de schuldsanering, aldus de inspecteur.
7.2.
Belanghebbende heeft tegenover het door de inspecteur gestelde beperkt onderbouwd verweer gevoerd. Hij stelt dat hij in de onderhavige jaren geen omzet heeft behaald met en geen inkomsten heeft genoten uit werkzaamheden op het gebied van [B.V.] . Belanghebbende erkent wel dat hij in de onderhavige jaren meer dan incidenteel op beurzen heeft gestaan, maar volgens hem was dit enkel tegen een onkostenvergoeding en de terbeschikkingstelling van de auto. Belanghebbende heeft het overige door de inspecteur gestelde in twijfel getrokken, maar heeft geen feiten aangevoerd ter onderbouwing van zijn eigen stelling.
7.3.
Met alles wat de inspecteur in dit verband heeft aangevoerd, maakt hij naar het oordeel van de rechtbank, tegenover het beperkte verweer door belanghebbende, aannemelijk dat belanghebbende in de onderhavige jaren tegen betaling werkzaamheden heeft verricht aan [B.V.] (jaren 2016 tot en met 2018) en [BVBA] (jaar 2019). De rechtbank stelt daarbij voorop dat belanghebbende zelf erkent dat hij in de onderhavige jaren meer dan incidenteel op beurzen werkzaamheden heeft verricht en evenmin betwist dat de auto hem in de jaren 2016 tot en met 2019 ter beschikking werd gesteld. Verder betrekt de rechtbank in haar beoordeling de door de verschillende personen afgelegde verklaringen, alsmede het overgelegde e-mailverkeer, de door belanghebbende gedane grote privé-aankopen (zie 7.1) en het uit het controlerapport voor de jaren 2017 en 2018 blijkende gebrek aan huishoudelijke uitgaven door belanghebbende.
Wat betekent dit voor de naheffingsaanslagen OB?
8. Gelet op het overwogene in 7.3 stelt de inspecteur terecht dat belanghebbende in de jaren 2016 tot en met 2018 ondernemer is in de zin van de wet [16] . Ook stelt de inspecteur terecht dat belanghebbende over deze periode ten onrechte geen 21% omzetbelasting heeft voldaan uit de van [B.V.] ontvangen bedragen. In het licht van alles wat de inspecteur heeft aangevoerd, is de inspecteur voor de hoogte van de door belanghebbende behaalde omzet terecht uitgegaan van de bedragen die zijn vermeld op de op naam van [bedrijf 1] ( [directeur bedrijf 1] ) uitgereikte facturen. De rechtbank acht de hoogte van de door de inspecteur bepleite correcties dan ook aannemelijk gemaakt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur de naheffingsaanslagen OB over de jaren 2016 tot en met 2018, zoals deze luiden na uitspraken op bezwaar, dan ook terecht en naar de juiste bedragen opgelegd.
Wat betekent dit voor de (navorderings)aanslagen IB/PVV en Zvw?
9. Gelet op het overwogene in 7.3 stelt de inspecteur terecht dat belanghebbende in de jaren 2016 tot en met 2019 inkomsten uit traprenovatiewerkzaamheden heeft gehad die hij niet heeft aangegeven in zijn aangiften IB/PVV. In het licht van alles wat de inspecteur heeft aangevoerd, is de inspecteur voor de hoogte van het door hem becijferde ROW terecht uitgegaan van de bedragen die zijn vermeld op de op naam van [bedrijf 1] ( [directeur bedrijf 1] ) uitgereikte facturen (jaren 2016 tot en met 2018), het niet-betwiste bedrag dat belanghebbende van [naam 6] ontving (jaar 2019) en de door hem becijferde correctie in verband met het ter beschikking stellen van de auto in de jaren 2016 tot en met 2019. De rechtbank acht de hoogte van de door de inspecteur bepleite correcties dan ook aannemelijk gemaakt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur de (navorderings)aanslagen IB/PVV en Zvw over de jaren 2016 tot en met 2019, zoals deze luiden na de uitspraken op bezwaar, dan ook terecht en naar de juiste bedragen opgelegd. Nu de inspecteur op basis van de normale bewijslastverdeling in zijn bewijslast is geslaagd, hoeft zijn ter zitting nader onderbouwde stelling – dat voor de jaren 2017 tot en met 2019 sprake is van omkering en verzwaring van de bewijslast – niet te worden behandeld.
Wat betekent dat voor de belastingrentebeschikkingen?
10. De beroepen worden geacht mede betrekking te hebben op de belastingrente. Belanghebbende heeft geen zelfstandige gronden aangevoerd tegen de in rekening gebrachte belastingrente. De rechtbank ziet geen aanleiding af te wijken van de belastingrente-beschikkingen. Hierbij wijst de rechtbank belanghebbende erop dat het bedrag van de belastingrente het bedrag van de (naheffings- en navorderings)aanslagen volgt.

Conclusie en gevolgen

11. De beroepen zijn ongegrond. De naheffingsaanslagen OB over de jaren 2016 tot en met 2018 en (navorderings)aanslagen IB/PVV en Zvw voor de jaren 2016 tot en met 2019 en de belastingrentebeschikkingen, zoals deze luiden na de uitspraken op bezwaar, blijven in stand. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van mr. J.H.M. van Ooijen, griffier, op 27 mei 2024. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Griffier
Rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Artikel 55 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr).
2.Namelijk 28 dagen x € 150 = € 4.200.
3.21/121 * € 32.629 = € 5.662.
4.21/121 * € 38.521 = € 6.685.
5.21/121 * 17.486 = € 3.043.
6.100/121 * € 32.629.
7.8,5 * € 450 = € 3.825.
8.€ 11.356 + € 30.791 = € 42.147.
9.100/121 * € 38.521.
10.12 * € 450 = € 5.400.
11.€ 11.503 + € 37.235 = € 48.738.
12.100/121 * € 17.486.
13.€ 11.655 + € 19.851 = € 31.506.
14.28 dagen x € 150 = € 4.200.
15.€ 11.996 + € 9.600 = € 21.596.
16.Artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet OB).