ECLI:NL:RBZWB:2024:3432

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 mei 2024
Publicatiedatum
27 mei 2024
Zaaknummer
BRE 24/3054
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening in de bezwaarfase met betrekking tot een bouwstop en last onder dwangsom

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op het verzoek van verzoeker om een voorlopige voorziening tegen een opgelegde bouwstop met een last onder dwangsom. De bouwstop is opgelegd bij besluit van 20 maart 2024 en betreft de oprichting van een schuur op een ongenummerd perceel. Verzoeker heeft het verzoek ingediend tijdens de bezwaarprocedure. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 14 mei 2024 behandeld, waarbij verzoeker en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland.

De voorzieningenrechter heeft beoordeeld of er sprake is van een spoedeisend belang, wat een voorwaarde is voor het treffen van een voorlopige voorziening volgens artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht. Verzoeker stelt dat het spoedeisend belang ligt in het voorkomen van onherstelbare schade aan de deels opgebouwde constructie van de schuur. Het college heeft echter aangegeven dat de hoogwerker niet meer op de bouwplaats aanwezig is en dat de bouwwerkzaamheden opnieuw gepland kunnen worden.

De voorzieningenrechter concludeert dat het financiële belang van verzoeker, namelijk het voorkomen van extra kosten, op zichzelf onvoldoende is om een spoedeisend belang aan te nemen. Bovendien is het college binnen een maand van plan om een beslissing op het bezwaarschrift te nemen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af wegens gebrek aan spoedeisend belang, wat betekent dat de bouwstop niet wordt geschorst. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan op 28 mei 2024 en openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/3054

uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 mei 2024 in de zaak tussen

[Verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker,

(gemachtigde: mr. J.S.W. van Vossen),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland, het college.

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek van verzoeker – ingediend tijdens de bezwaarprocedure – om een voorlopige voorziening tegen een, bij besluit van 20 maart 2024 (het bestreden besluit), opgelegde bouwstop met een last onder dwangsom. De gelaste bouwstop ziet op de oprichting van een schuur op een ongenummerd perceel aan de [adres] te [plaats] [1] (het perceel). Het college heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.2
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 14 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, zijn gemachtigde en [naam 1] en [naam 2] namens het college.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Aan een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening heeft de wet enkele voorwaarden gesteld. Die voorwaarden staan in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht. Eén van de voorwaarden is dat er sprake moet zijn van een spoedeisend belang, oftewel dat de beslissing op bezwaar niet afgewacht kan worden. De voorzieningenrechter heeft ter zitting het spoedeisend belang met partijen besproken. Verzoeker voert aan dat het spoedeisende belang is gelegen in het voorkomen van mogelijk onherstelbare gevolgen voor de deels opgebouwde constructie van de schuur. Door de bouwstop ligt de bouw stil en hierdoor kan de staalcoating mogelijk worden aangetast, kan er witroest optreden en kan de isolatiewaarde van de bouwmaterialen afnemen. Verzoeker wordt door de bouwstop met extra (bouw)kosten geconfronteerd, omdat de aannemer de kosten van de gehuurde hoogwerken en de opslag van de overheaddeur doorrekent aan verzoeker.
2.1
Ter zitting heeft het college gesteld dat de hoogwerker inmiddels niet meer op de bouwplaats aanwezig is en dat het college zo nodig toestemming verleent voor het inpakken van de al gerealiseerde staalconstructie. De hervatting van de bouwwerkzaamheden kan opnieuw gepland te worden.
2.2
Op grond van de vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [2] (AbRvS) vormt een financieel belang in de regel op zichzelf onvoldoende reden om een voorlopige voorziening te treffen. Dit kan anders zijn, indien aannemelijk is dat verzoeker zal komen te verkeren in een financiële noodsituatie. De voorzieningenrechter neemt in aanmerking dat het college over circa een maand een beslissing op het bezwaarschrift van verzoeker zal nemen. De voorzieningenrechter is er niet van overtuigd dat de gestelde verwering van de materialen zich vóór die beslissing op bezwaar al zal voordoen. Bovendien kan verzoeker in de tussentijd de constructie inpakken dan wel afdekken om deze zo veel mogelijk te beschermen. De sandwichplaten en andere losse onderdelen kunnen in de tussentijd elders (droog) worden opgeslagen en zo nodig worden vervangen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter betreft het gestelde spoedeisende belang daarom uitsluitend een financieel belang, namelijk het voorkomen van extra (bouw)kosten voor verzoeker. Verzoeker heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij als gevolg hiervan in een financiële noodsituatie zal komen te verkeren. Als gevolg hiervan is naar het oordeel van de voorzieningenrechter met het verzoek geen spoedeisend belang gemoeid dat schorsing van het bestreden besluit rechtvaardigt.
2.3
Verzoeker heeft de voorzieningenrechter ter zitting uitdrukkelijk verzocht om een oordeel te geven over de functionele samenhang van het perceel en het naastgelegen perceel aan de [adres] te [plaats] [3] . Omdat de voorzieningenrechter geen spoedeisend belang aannneemt, komt de voorzieningenrechter niet toe aan de verdere bespreking van dit verzoek.
2.4
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af wegens gebrek aan spoedeisend belang. Dat betekent dat de opgelegde bouwstop niet zal worden geschorst. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan op 28 mei 2024 door mr. T.I. van Term, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.J.E. Loontjens, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Kadastraal aangeduid als ‘Duiveland, sectie H, nummer 1130’.
2.Bijvoorbeeld AbRvS 22 december 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2885.
3.Kadastraal aangeduid als ‘Duiveland, sectie H, nummer 541.’