ECLI:NL:RBZWB:2024:3389

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 april 2024
Publicatiedatum
24 mei 2024
Zaaknummer
10917276 _ MB VERZ 24-116
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete met gedeeltelijke gegrondverklaring en matiging van de boete wegens schending van de hoorplicht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 april 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een boete ontvangen voor het parkeren op een parkeerplaats met een ander doel dan toegestaan. De gedraging vond plaats op 26 augustus 2022. De betrokkene heeft beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 23 april 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar werd vertegenwoordigd door een gemachtigde. De officier van justitie was vertegenwoordigd door mr. C.M. Oostdam. De gemachtigde van de betrokkene stelde dat de gedraging niet had plaatsgevonden, omdat het parkeerterrein een privéterrein was en de Wegenverkeerswet hierop niet van toepassing zou zijn. De zittingsvertegenwoordiger voerde echter aan dat het parkeerterrein toegankelijk was voor het publiek en dat de boete terecht was opgelegd, maar dat er wel sprake was van een schending van de hoorplicht.

De kantonrechter oordeelde dat de gedraging voldoende was vastgesteld en dat de boete terecht was opgelegd. Echter, de kantonrechter erkende ook dat de betrokkene niet in de gelegenheid was gesteld om te worden gehoord, wat in strijd was met de wet. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond was. De kantonrechter matigde de boete met 25% en kende een proceskostenvergoeding toe aan de betrokkene. De uitspraak werd openbaar gedaan en de betrokkene werd geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Tilburg
zaaknummer.: 10917276 \ MB VERZ 24-116
CJIB-nummer: 9062 5422 5227 9526
uitspraakdatum: 23 april 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres 1]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. M. Lagas

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 23 april 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. C.M. Oostdam (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is niet verschenen. Namens betrokkene is als waarnemend gemachtigde verschenen mevrouw [naam] . De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: parkeren op een parkeergelegenheid met een ander doel dan op de aangegeven wijze op 26 augustus 2022 op de [adres 2] .
Namens de betrokkene heeft de gemachtigde zich op het standpunt gesteld dat de gedraging niet is verricht. Betrokkene had zijn voertuig geparkeerd op een privéterrein dat niet is aan te merken als een voor het openbaar verkeer openstaande weg. Daarnaast stelt de gemachtigde dat de beschikking dient te worden gematigd wegens een schending van de hoorplicht.
Ter zitting heeft betrokkene hieraan toegevoegd dat er foto’s van het parkeerterrein zijn toegevoegd ter onderbouwing van het standpunt dat het parkeerterrein een privéterrein betrof. De Wegenverkeerwet 1994 is op een privéterrein niet van toepassing.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep inhoudelijk ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Er is een aanvullend proces-verbaal opgemaakt waaruit blijkt dat ten tijde van de gedraging het parkeerterrein voor een ieder toegankelijk was. Er was geen slagboom en geen bebording. De boete is dus terecht opgelegd. Wel is er sprake van een schending van de hoorplicht. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt het beroepschrift deels gegrond te verklaren wegens schending van de hoorplicht en de boete te matigen met 25%. De proceskostenvergoeding dient enkel te worden toegekend voor de kantonfase.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. Ten tijde van de gedraging was er sprake van een voor het verkeer openbare weg, omdat er geen bebording of een slagboom aanwezig was. De Wegenverkeerswet 1994 is hierop van toepassing. De boete is dus terecht opgelegd.
Schending hoorplicht
Betrokkene heeft, zonder tussenkomst van een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep.
Het beroep tegen die beslissing is om die reden gegrond.
De kantonrechter ziet verder reden de boete te matigen met 25%, omdat sprake is van een structurele schending van de hoorplicht (zie het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2022:9934).
Het beroep tegen de inleidende beschikking is gelet hierop gedeeltelijk gegrond en die beschikking zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Ook zal de kantonrechter een proceskostenvergoeding toekennen, die als volgt is berekend:
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 875,- = € 437,50
zitting kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 875,- =
€ 437,50
totaal € 875,00

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep gegrond en vernietigt die beslissing;
  • verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond en wijzigt de inleidende beschikking in zoverre dat het bedrag van de boete wordt gewijzigd in
€ 75,00 plus € 9,- administratiekosten;
  • draagt de officier van justitie op het bedrag van € 25,00 dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
  • veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 875,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.W.M. Speekenbrink, kantonrechter, bijgestaan door de griffier K. Verdult, en in het openbaar uitgesproken op 23 april 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing , dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 90008, 4800 PA Breda Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: