In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende, een horecagelegenheid, tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Schouwen-Duiveland. De heffingsambtenaar had op 30 juni 2021 een aanslag precariobelasting opgelegd voor het jaar 2020, gebaseerd op een terras van 91 m2. Belanghebbende had bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 17 januari 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en de vertegenwoordiger van de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar terecht de vergunning voor het terras als uitgangspunt heeft genomen voor de berekening van de precariobelasting. Belanghebbende stelde dat zij door coronamaatregelen in 2020 geen gebruik kon maken van het terras, maar de rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar geen onjuiste toepassing heeft gegeven aan de Verordening precariobelasting. De gemeente had rekening gehouden met de coronamaatregelen door extra vierkante meters ter beschikking te stellen, maar de heffingsambtenaar heeft de belasting geheven op basis van de vergunde oppervlakte.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de aanslag precariobelasting in stand blijft. Belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. J.P.A. Boersma en openbaar gemaakt op 15 mei 2024.