ECLI:NL:RBZWB:2024:3374
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling WOZ-waarde van een woning en de aanslag onroerendezaakbelastingen
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, een twee-onder-een-kapwoning, vastgesteld op € 223.000 per 1 januari 2021. De belanghebbende was het niet eens met deze waardevaststelling en stelde dat de waarde maximaal € 201.000 zou moeten zijn. De rechtbank heeft op 29 maart 2024 de zaak behandeld, waarbij zowel de belanghebbende als de vertegenwoordiger van de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar de WOZ-waarde heeft onderbouwd met een taxatierapport, waarin de waarde van de woning op basis van vergelijkingsmethoden is berekend. De rechtbank oordeelt dat de referentiewoningen die zijn gebruikt voor de waardebepaling voldoende vergelijkbaar zijn met de woning van de belanghebbende. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar in voldoende mate heeft aangetoond dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld en dat de argumenten van de belanghebbende niet opwegen tegen de vastgestelde waarde.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van de belanghebbende ongegrond, wat betekent dat de WOZ-waarde en de aanslag onroerendezaakbelastingen gehandhaafd blijven. De belanghebbende krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. J.P.A. Boersma en openbaar gemaakt op 10 mei 2024.